Patiëntenfolder

Stemband opspuiten, poliklinisch

De KNO-arts heeft met u besproken dat er een probleem is met de sluiting van uw stembanden en dat u in aanmerking komt voor het poliklinisch opspuiten van een of beide stembanden. Hieronder vindt u informatie over de ingreep.

Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Keel- Neus- en Oorheelkunde. 

Voorbereiding

Wat gaat er vooraf aan het onderzoek of de behandeling?

Antistolling (bloedverdunners) en pijnmedicatie 

De bloedstolling moet bij deze ingreep normaal zijn. Daarom mag u tien dagen voor de ingreep geen Ascal (carbasalaat calcium), Aspirine (acetylsalicylzuur) of Plavix (clopidogrel) gebruiken. De dag voor de ingreep mag u ook geen pijnstillers zoals Ibuprofen, Voltaren, Diclofenac of Movicox gebruiken. Paracetamol is geen probleem. Als u Marcoumar of Sintrom gebruikt, verzoeken wij u tenminste 10 dagen voor de ingreep contact op te nemen met de trombosedienst om het beleid rond het stoppen van de antistollingsmedicijnen te bespreken. Indien u twijfelt of u met uw antistolling mag stoppen raden wij u aan dit te overleggen met de arts die het middel heeft voorgeschreven.  

In het verleden is gebleken dat ondanks het opvolgen van het advies van de thrombosedienst de stolling op de dag van de ingreep soms nog niet voldoende hersteld is bij patiënten die marcoumar of sintrom gebruiken. Om te voorkomen dat de ingreep om deze reden uitgesteld moet worden, vragen wij u de dag vóór de ingreep de stollingswaarde (INR) van uw bloed te laten controleren door de trombosedienst zodat zij bij onvoldoende stolling alsnog maatregelen kunnen nemen. Ook vragen wij u deze waarde dezelfde middag door te bellen aan de verpleegkundig specialist op nummer 071-5298180 zodat wij op de hoogte zijn van de mate van bloedstolling. 

Als u niet mag stoppen met de antistolling 

Het kan voorkomen dat u niet mag stoppen met de antistolling. In sommige gevallen kan in overleg met de KNO-arts alsnog gekozen worden voor een poliklinische opspuiting. Het risico op een nabloeding is dan wel verhoogd. In andere gevallen moet voor een andere methode worden gekozen. Uw KNO-arts zal de mogelijkheden met u bespreken. 

Indien u antistollingsmedicatie gebruikt en via de trombosedienst gecontroleerd wordt, is het belangrijk om de volgende informatie aan de trombosedienst door te geven: 

Voor de Trombosedienst

Bovenstaande patiënt staat gepland voor een behandeling aan de stembanden in lokale verdoving op de polikliniek van de KNO van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Dit is een ingreep aan de luchtweg. Om deze veilig uit te kunnen voeren moet het bloedingsrisico zo klein mogelijk zijn. Bij het couperen van de antistolling hanteren wij daarom de ongebruikelijk lage streefwaarde INR 1.0. Om de ingreep op de geplande dag door te kunnen laten gaan vragen wij daarom een extra controle van de INR op de dag voor de ingreep zodat bij een (gering) onvoldoende gecoupeerde antistolling er alsnog maatregelen getroffen kunnen worden om de stolling te normaliseren. Wij realiseren ons dat dit een extra inspanning uwerzijds vraagt maar hopen dat u begrip heeft voor de strengere eisen die wij moeten stellen aan de stollingsstatus voor deze ingreep. Voor vragen kunt u contact opnemen met de verpleegkundig specialist op telefoonnummer 071 - 529 81 80. 

Het onderzoek / de behandeling

Hoe gaat het onderzoek / de behandeling in zijn werk?

Het vulmiddel 

Meestal wordt bij het poliklinisch opspuiten een kort werkend vulmiddel gebruikt. Dit middel blijft gemiddeld drie maanden in de stembanden aanwezig, waarna het geleidelijk door het lichaam wordt afgebroken en opgenomen. Dit betekent dat het effect van de opspuiting weer langzaam verdwijnt. In enkele gevallen kan gekozen worden voor een langer werkend middel (1 jaar). De ingreep met het langere vulmiddel vindt echter meestal plaats op de operatiekamer onder algehele narcose. 

De ingreep 

Op de dag van behandeling verwachten wij u op de poli KNO. De datum en tijd staan vermeld in de afspraakbevestiging. 

Het opspuiten op de polikliniek gebeurt onder plaatselijke verdoving. Dit betekent dat u geen narcose krijgt, maar dat het strottenhoofd tijdelijk verdoofd wordt. Het strottenhoofd wordt met een aantal injecties in de hals verdoofd zodat het opspuiten van de stemband(en) niet pijnlijk is. Door de verdoving wordt het gevoel tijdelijk uitgeschakeld en voelt de keel dik aan. Vervolgens wordt er met behulp van “fiberlaryngoscopie” (een dun slangetje met een kleine camera) door de neus naar de stembanden gekeken zodat de KNO-arts kan zien wat er tijdens het opspuiten gebeurt. De KNO-arts zal dan met een spuit met dunne naald door de hals de stembanden opvullen. Tijdens het opspuiten is het van belang dat u probeert om niet te slikken. De gehele procedure duurt gemiddeld een kwartier. Het daadwerkelijke opspuiten een paar minuten. 

Wat zijn de risico's, bijwerkingen of complicaties?

Er bestaat een klein risico op een nabloeding. Daarom worden de stembanden 1 uur na de ingreep voor dat u naar huis gaat nogmaals gecontroleerd.  

Nazorg

Welke specifieke nazorg kunnen wij bieden?

Controle

Twee weken na het opspuiten heeft u een telefonische controle. In enkele gevallen is het effect van de behandeling nog onvoldoende en kan gekozen worden om de behandeling te herhalen. 

Waar moet u op letten na uw onderzoek/behandeling?

Het kan zijn dat u de eerste dagen na het opvullen van de stemband een slechtere stem heeft. Dit heeft te maken met het verspreiden van het vulmiddel in de stemband. Ook moet het vulmiddel goed gaan meetrillen met de stembanden. Om ervoor te zorgen dat u zo min mogelijk klachten heeft is het belangrijk dat u veel praat en dat u de oefeningen van de logopedist die u na de ingreep meekrijgt 2 keer per dag uitvoert (5 minuten per keer).  

Meer informatie

Contactgegevens van de betrokken poliklinieken

Mocht u nog vragen hebben kunt u contact opnemen met de polikliniek Keel-, Neus- en Oorheelkunde op het telefoonnummer 071-526 8020. 

Overig

Vraag en Antwoord

  • Ik heb het gevoel dat er iets in mijn keel zit, maar krijg het niet weg gekucht?
    Wat u voelt is het vulmiddel dat in uw stemband zit. In het begin kunt u dit voelen. Vaak went u hier snel aan als u weet wat er aan de hand is. Probeer niet te kuchen. 
  • De KNO arts heeft verteld dat er een kleine bloeding is ontstaan tijdens het opspuiten, is dit erg?
    In principe hoeft dit geen probleem te zijn. Het kan wel betekenen dat het iets langer duurt voordat uw stem verbetert. 
  • Na het opspuiten word ik steeds benauwder, wat moet ik doen?
    Als u merkt dat u benauwd wordt of dat u ademhaling hoorbaar wordt (stridor) is het van belang dat u zo spoedig mogelijk naar de poli Keel-, Neus- en Oorheelkunde komt, zodat er gekeken kan worden of er nog voldoende ruimte is om te ademen. Het kan namelijk zijn dat er door een nabloeding een zwelling in de keel ontstaat die de luchtweg kan bedreigen. Indien u te ver van het LUMC af woont kunt u het beste met deze folder naar de eerste hulp van het dichtstbijzijnde ziekenhuis gaan.  
  • Mijn stem is na het opspuiten slechter, wat nu?
    Het kan voorkomen dat de stem tijdelijk slechter wordt. Dit heeft ermee te maken dat het middel in de stemband zich nog moet verspreiden en dat de stemband nog stijver is. Het is daarom van belang dat u veel spreekt en tweemaal daags de oefeningen van de logopedist doet.  
  • Mijn stem klinkt zo gespannen, hoe komt dat?
    Doordat de stembanden eerst niet goed tegen elkaar konden komen heeft u zichzelf aangeleerd om relatief veel kracht te zetten tijdens het spreken. Nu de stemband is opgevuld komen de stembanden veel makkelijker tegen elkaar. Als u dezelfde kracht als voorheen gebruikt tijdens het spreken klinkt de stem geknepen. Probeer daarom meer ontspannen te spreken.