Infectie prothese
Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Orthopedie.
Wat is Infectie prothese?
Als een ontsteking van een (operatie)wond of kunstgewricht (prothese) wordt veroorzaakt door bacteriën of schimmels, hebben we het over een prothese-infectie.
Een infectie bij een prothese kan leiden tot allerlei klachten met uiteindelijk loslating van de prothese. Ook kan een infectie er toe leiden dat u erg ziek wordt met hoge koorts. Daarom is een snelle behandeling nodig. We onderscheiden acute (vroege) en chronische (late) prothese-infecties.
Acute infectie
Een acute prothese-infectie ontstaat kort na de operatie (meestal is deze zichtbaar binnen 1 maand). Kenmerken hiervan zijn: een vurig rode wond met zwelling en pijn. De operatiewond kan (opnieuw) wondvocht of pus lekken. De vroege infectie na een operatie is een complicatie die bij 1 tot 2% van de patiënten voorkomt.
Een acute prothese-infectie kan ook op ieder ander moment in uw leven optreden. Wanneer er ergens anders in het lichaam een infectie is (bijvoorbeeld een steenpuist, een rode ingegroeide teennagel, etc.), kan een bacterie via uw bloedbaan bij de prothese komen, waardoor er een infectie optreedt van de prothese. Dit noemt men een acute hematogene (= via het bloed) prothese-infectie. Pijn, roodheid van het oude litteken, zwelling en koorts kunnen hier symptomen van zijn.
Chronische infectie
Een late infectie betekent dat deze pas na maanden of jaren ontdekt wordt. Kenmerk hiervan is een pijnlijk gewricht met name bij het in beweging komen en het lopen. Een chronische infectie is nog zeldzamer dan de acute infectie.
Oorzaak
Om te voorkomen dat er bij het inbrengen van een prothese een besmetting met bacteriën optreedt, worden op de operatiekamer verschillende maatregelen getroffen, zoals het geven van antibiotica via een infuus in uw arm vóórdat de operatie begint.
Andere maatregelen die we nemen zijn speciale luchtbehandeling en desinfectie van het operatiegebied. Ook werken we steriel. Zo heeft het operatieteam onder andere gesteriliseerde operatiejassen en -handschoenen aan en zijn de operatie-instrumenten zijn gesteriliseerd. Desondanks kan een infectie nooit 100% worden voorkomen.
Onderzoek (diagnostiek)
Om tot de diagnose prothese-infectie te komen, moeten er soms een of meerdere onderzoeken worden gedaan.
Bloedonderzoek
Er wordt bloed bij u geprikt. Aan de hand van verschillende bloedwaarden (bijvoorbeeld CRP, bezinking) kan een prothese-infectie met meer zekerheid worden vastgesteld.
Röntgenfoto’s
Met röntgenfoto’s kan worden gekeken of er veranderingen zijn aan het bot rondom uw prothese, wat kan passen bij een (chronische) prothese-infectie.
Botscintigrafie (botscan)
Met behulp van een botscintigrafie kan worden gekeken of botcellen rondom uw prothese actiever zijn dan normaal; wat kan duiden op een infectie. Dit onderzoek wordt met name gebruikt voor het diagnosticeren van een chronische prothese-infectie.
PET-/CT-scan
Net als bij de botscintigrafie, kan met een PET-/CT-scan waarbij we een radioactieve stof (FDG) gebruiken worden gekeken naar de activiteit van botcellen rondom uw prothese. Een verhoogde activiteit kan wijzen op een prothese-infectie.
Punctie
Het prikken in het gewricht (punctie) wordt gezien als het belangrijkste onderzoek. Uw orthopedisch chirurg kan zelf bij makkelijk te bereiken gewrichten (zoals elleboog, knie, enkel) een punctie doen. Hierbij prikt de orthopedisch chirurg een naald in uw gewricht om er vloeistof uit te halen. Deze vloeistof wordt onderzocht en het vocht wordt op kweek gezet om te kijken of er een bacterie in zit.
Voor minder makkelijk te bereiken gewrichten (bijvoorbeeld schouder en heup) prikt de radioloog het gewricht aan met behulp van echografie.
Welke behandelingen zijn er mogelijk?
Behandeling
De behandeling van een geïnfecteerde prothese varieert sterk en is afhankelijk van verschillende factoren. De meest belangrijke factoren voor een succesvolle behandeling zijn: het soort infectie (acuut of chronisch) en de soort bacterie (in zeer zeldzame gevallen kan een schimmel de veroorzaker zijn).
De behandeling bestaat bijna altijd uit een operatie, waarbij het gewricht wordt schoongemaakt, gevolgd door een behandeling met antibiotica.
De duur van de behandeling varieert eveneens. Gezien de complexiteit van een infectie van een prothese wordt u in het LUMC altijd behandeld door een team van orthopedisch chirurgen, infectiologen en arts-microbiologen, die voor u de beste behandeling kiezen. De behandeling van een prothese-infectie is soms lang en vraagt veel geduld en energie van u.
Door het wachten op het effect van de behandeling ontstaat vaak ook onzekerheid voor u. Hieronder vindt u een overzicht van de mogelijke behandelingen.
Schoonmaken van de prothese (débridement en spoelen)
Als u een acute prothese-infectie heeft, moet een operatie plaatsvinden waarbij de prothese wordt schoongemaakt. Hierbij vervangen we - waar mogelijk - onderdelen van de prothese, verwijderen we geïnfecteerd weefsel en spoelen we de prothese schoon.
Van het verwijderde geïnfecteerde weefsel zal een deel worden opgestuurd voor kweek. Hierna wordt altijd gestart met antibiotica. U moet in dit geval rekening houden met 1 tot 2 weken ziekenhuisopname en minimaal 6 weken en soms maanden behandeling met antibiotica. Na de operatie is het gewricht direct belastbaar en revalideert u weer met hulp van de fysiotherapeut.
Verwijderen van prothese
Wanneer de klachten langer dan één maand bestaan, is er sprake van een chronische prothese-infectie. Omdat de bacterie nu te lang op uw prothese aanwezig is, heeft het schoonmaken van de prothese vrijwel geen zin meer. Hierop kan worden besloten om de prothese te verwijderen. Soms krijgt u soms een tijdelijke prothese (spacer) gemaakt van botcement. Met deze tijdelijke prothese kunt u waarschijnlijk niet alles doen wat u gewend was met uw gewone prothese. De tijdelijke prothese bevat antibiotica die geleidelijk en gedurende langere tijd in het geïnfecteerde gebied worden afgegeven. In een knie wordt meestal een tijdelijke prothese geplaatst. In een heup gebeurt dit minder vaak.
Na de operatie is het gewricht niet of slechts ten dele te belasten. U krijgt hulp van de fysiotherapeut bij het mobiliseren.
Plaatsen van nieuwe prothese
Het plaatsen van een nieuwe prothese nadat de eerdere geïnfecteerde prothese verwijderd is, is heel vaak weer mogelijk. Dit gebeurt nadat de infectie voldoende behandeld is.
Het effect van de behandeling met antibiotica wordt gecontroleerd door bloedonderzoek (zoals CRP en bezinking). Als de uitslag na minimaal 6 weken behandeling normaal is, vindt na een periode zonder antibiotica opnieuw bloedonderzoek plaats. Soms volgt nog onderzoek van weefsel uit uw gewricht. Dit is om zeker te weten dat de infectie weg is, zodat het veilig is een nieuwe prothese te plaatsen.
Soms kan worden gekozen om tegelijk met het verwijderen van de geïnfecteerde prothese een nieuwe prothese te plaatsen. Dit kan alleen als de bacterie goed gevoelig is voor antibiotica en de ‘weke delen’ (huid, spier, kapsel en ligamenten) goed doorbloed (vitaal) zijn.
Vastzetten van het gewricht, verwijderen van het gewricht of amputatie
In uitzonderlijke gevallen is het niet mogelijk om een nieuwe prothese terug te plaatsen. Het niet hebben van een gewricht maakt het bewegen een stuk lastiger. In de elleboog, knie en enkel kan worden gekozen om na behandeling van de infectie het gewricht vast te zetten en dus stijf te maken, wanneer het plaatsen van een nieuwe prothese geen optie meer is.
In zeer zeldzame gevallen, als de huid, spieren en bot rond het gewricht zeer slecht doorbloed zijn, moet soms een bovenbeenamputatie plaatsvinden na een geïnfecteerde knieprothese.
Levenslang antibiotica
Als een operatie om welke reden bij u niet mogelijk is, kan worden gekozen om levenslang antibiotica voor te schrijven. Door dit antibioticumgebruik worden symptomen ten gevolge van de infectie onderdrukt. De bacterie zal niet verdwijnen.
Antibiotica
Het antibioticum en soms antibiotica (soms krijgt u meer dan één soort antibioticum) kan (kunnen) via een tablet, capsule, drankje, injectie of infuus worden toegediend. Dit is afhankelijk van het soort antibioticum. Soms brengt men de antibiotica operatief in het geïnfecteerde gebied in. Daarnaast krijgt u meestal ook nog aanvullende antibiotica via een infuus, een capsule of in tabletvorm.
Bij de behandeling met antibiotica start men in eerste instantie met zogeheten “breedspectrum”-antibiotica. Deze werken dan tegen een groot aantal verschillende bacteriën.
Door het afnemen van wondvocht, eventueel door een punctie, kan de microbioloog (de arts die micro-organismen zoals bacteriën onderzoekt) vaststellen welke specifieke bacterie de infectie in uw geval veroorzaakt. Wanneer dit bekend is, wordt overgegaan op een “smalspectrum”-antibioticum. Deze werkt specifiek op de betreffende bacterie.
Opname
Om de werking van de antibiotica te controleren, wordt regelmatig uw bloed onderzocht. Hierbij wordt gekeken of de tekenen van de infectie verminderen. Daarnaast wordt uw lichaamstemperatuur gemeten om in de gaten te houden of u geen koorts krijgt. De specialist op het gebied van infecties, de infectioloog, bekijkt samen met uw behandelend arts en de arts-microbioloog welke antibiotica u het beste kunt gebruiken en hoe deze toegediend moeten worden.
Als u antibiotica via het infuus krijgt, wordt bekeken of dit omgezet kan worden naar tabletvorm. Wanneer dit niet mogelijk is, kunt u soms met een speciaal infuus (slangetje in uw armader) naar huis. In dat geval wordt thuiszorg voor u geregeld die de antibiotica via dit infuus kan toedienen.
Wat zijn de risico's, bijwerkingen of complicaties?
Bijwerkingen antibiotica
Antibiotica zijn over het algemeen veilige medicijnen. Bij sommige mensen zorgen ze echter voor bijwerkingen. Een meestal onschuldige bijwerking is diarree. Dit gebeurt omdat soms ook nuttige bacteriën in de darmen door de antibiotica worden gedood.
Andere bijwerkingen zijn onder meer: misselijkheid, verminderde eetlust, jeuk, tandverkleuringen, schimmelinfecties en zonlichtovergevoeligheid. Er zijn mensen die overgevoelig zijn voor bepaalde soorten antibiotica. Ze krijgen er allergische reacties van, zoals huiduitslag en benauwdheid die tot ernstiger situaties kunnen leiden.
Het is dan ook erg belangrijk dat u, als deze klachten bij u optreden, dit meldt aan de verpleegkundige of arts. Sommige soorten antibiotica maken de anticonceptiepil minder betrouwbaar. U kunt aan de arts vragen of dit ook geldt voor de antibiotica die u krijgt.
Aan welke studies kan je meedoen?
In de regio Leiden en Den Haag worden de gegevens van alle patiënten met een geïnfecteerde gewrichtsprothese opgenomen in een database om te evalueren wat het effect is van de behandelingen. Dit doen wij omdat er nog maar weinig bewijs is voor wat nu optimale behandeling is. Door het vastleggen van alle gegevens hopen wij een bijdrage te leveren aan het verder verbeteren van de zorg van patiënten met een prothese-infectie.
Alle patiëntgegevens worden gecodeerd opgeslagen, waarbij alle gegevens die tot u herleidbaar zijn worden weggelaten. Alleen de onderzoeker kan via een beveiligde code in de database uw gegevens bijwerken. De gegevens zullen worden opgeslagen in een regionale database die wordt beheerd vanuit het LUMC. Als u niet wilt dat uw gegevens worden opgenomen in de database, kunt u dat aangeven bij uw behandelend arts.
Contact
Bij vragen of problemen kunt u contact opnemen met:
Polikliniek Orthopedie
Tijdens kantooruren bereikbaar tussen: 9.00 en 12.30 uur via telefoonnummer 071-526 80 03.
Verpleegafdeling
De verpleegkundigenpost van de afdeling via telefoonnummer 071-526 20 65 of 071-526 20 99.