Transurethrale resectie van de prostaat
Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Urologie.
Wat is Transurethrale resectie van de prostaat?
Een transurethrale resectie van de prostaat (TURP) betekent dat de uroloog de ingreep uitvoert via de plasbuis, dus via de natuurlijke uitgang. Resectie wil zeggen dat iets wordt weggesneden, in dit geval een deel van uw prostaat.
Tijdens de operatie wordt de prostaat als het ware weg geschraapt. Dit is te vergelijken met het uithollen van een appel vanuit het klokhuis, waarbij uiteindelijk alleen de schil overblijft. De wand van de prostaat blijft dus achter, zodat de prostaat later toch weer kan aangroeien.
Waarom doen we dit onderzoek/deze behandeling?
Prostaatvergroting
Prostaatvergroting staat ook wel bekend onder de naam BPH (= benigne prostaat hyperplasie). Bij deze aandoening is sprake van een goedaardige vergroting van de prostaat. Bij praktisch alle mannen zal, bij het ouder worden, de prostaat groter worden; dit is normaal. Niet alle mannen zullen hinder ondervinden van een vergrote prostaat.
Omdat de prostaat om de plasbuis heen ligt, is de kans groot dat de prostaat de plasbuis dicht duwt als hij alsmaar blijft groeien. Hierdoor wordt de doorgang voor de urine kleiner.
De volgende symptomen kunnen voorkomen:
- afname van de kracht van de urinestraal en soms druppelen
- het duurt even voordat de eerste plas komt
- kort achter elkaar weer moeten plassen en een kleine hoeveelheid urine per keer (frequente kleine porties urineren)
- nadruppelen
- de blaas niet volledig leeg kunnen plassen
- moeilijk de plas kunnen ophouden
- ’s nachts enkele keren uit bed moeten om te plassen.
Doordat de plasbuis minder goed doorgankelijk wordt, kan de blaas soms niet meer goed geleegd worden. Dit kan leiden tot blaasontsteking, prostaatontsteking, of tot de vorming van blaasstenen. Als de prostaat verder groeit, kan het op een gegeven moment helemaal niet meer mogelijk zijn om te plassen.
Wat gaat er vooraf aan het onderzoek of de behandeling?
Voorbereiding
Medicijngebruik
Als u bloedverdunnende middelen gebruikt zoals fenprocoumon (marcoumar), sintrom, ascal, plavix, of NSAIDS zoals aspirine, voltaren, ibuprofen, moet u hiermee een week voor de operatie stoppen (in overleg met de anesthesist).
De opname
- U wordt op de dag van de operatie opgenomen in het ziekenhuis.
- U bent van tevoren al bij de anesthesioloog op het preoperatief spreekuur geweest. Hier heeft u informatie gekregen over de verdo- ving en de pijnstilling rondom de operatie.
- Vanaf middernacht moet u nuchter blijven; u mag niets meer eten of drinken, u mag alleen een slokje water voor het innemen van medicatie.
- U neemt urine mee van huis voor onderzoek.
- Ter voorkoming van trombose krijgt u dagelijks een injectie in uw buik.
Hoe gaat het onderzoek / de behandeling in zijn werk?
De operatie
Tijdens de operatie mag u geen sieraden dragen.
U krijgt een operatiejasje aan. U wordt vervolgens naar de operatiekamer gebracht. Daar neemt de anesthesioloog het over. U krijgt een infuus waardoor vocht en geneesmiddelen kunnen worden toegediend.
De ingreep vindt meestal plaats onder regionale verdoving (ruggenprik). U bent dan wel bij bewustzijn, maar u voelt geen pijn.
Tijdens de operatie ligt u op uw rug met uw benen in beensteunen. Nadat u bent verdoofd schuift de uroloog een holle buis in uw plasbuis tot aan uw prostaat. Via deze buis kan de uroloog verschillende instrumenten inbrengen om de plasbuis en de prostaat te bekijken.
De uroloog verwijdert een deel van de prostaat met een stalen lis waarop stroom staat. Hiermee snijdt hij de inhoud van uw prostaat laag voor laag af. Het kapsel van de prostaat verwijdert hij niet. Na verwijdering van de prostaat laat de uroloog een blaaskatheter achter in de blaas (een slangetje dat via de plasbuis in de blaas wordt gebracht). Dit is om de inwendige wond te laten genezen. Het verwijderde weefsel wordt voor onderzoek opgestuurd.
Uw urine is na de operatie meestal bloederig. Via de blaaskatheter kan uw blaas met een zoutoplossing worden gespoeld, zodat bloed- en weefselresten uit uw blaas worden verwijderd.
Duur van het verblijf in het ziekenhuis
U moet rekenen op een verblijfsduur van ongeveer 1 à 3 dagen, afhankelijk van het verloop en het herstel.
Waar moet u op letten direct na het onderzoek / de behandeling?
Kort na de operatie
Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. Als uw conditie het toelaat gaat u terug naar de afdeling.
Na de operatie heeft u:
- Een infuus in de arm, voor het toedienen van vocht;
- Een blaaskatheter (dit is een slangetje dat via de plasbuis in de blaas is gebracht);
- Soms een sp-katheter (suprapubische katheter). Dit is een slangetje dat via de buik in de blaas wordt ingebracht;
- Een spoelsysteem naast uw bed. Hieraan zit een grote zak met zoutoplossing om uw blaas te spoelen.
Na de operatie mag u gewoon eten en drinken. Het is belangrijk dat u goed drinkt. Over het algemeen kunt u zich de volgende dag zelfstandig douchen.
De blaaskatheter wordt 1 of 2 dagen na de operatie verwijderd. Hierover beslist de uroloog. Dan gaat u weer zelf proberen te plassen. Na elke spontane mictie (urinelozing) wordt de hoeveelheid achtergebleven urine gemeten (residu meten) via de sp-catheter. Heeft u geen sp-catheter dan wordt er met een bladderscan(echo) naar het residu gekeken.
Als u een sp-katheter heeft, wordt deze pas verwijderd nadat de blaaskatheter is verwijderd. Als de hoeveelheid residu na enkele keren spontane urineren minimaal is, mag u in overleg met de uroloog naar huis.
Naast de reeds genoemde bloederige urine kunt u na de operatie last hebben van blaaskrampen. Dit kan voelen als een schrijnend/branderig gevoel in uw blaas/plasbuis/top van de eikel en/of veelvuldig aandrang voelen om te moeten plassen. Deze klachten van blaaskrampen worden veroorzaakt door de katheter en verdwijnen als deze wordt verwijderd.
Nadat de blaaskatheter is verwijderd kan het zijn dat u moeite heeft met het ophouden van uw plas, of dat u geen controle heeft over het plassen. Dit komt omdat de sluitspier weer moet wennen aan de nieuwe situatie. Voor dit urineverlies krijgt u incontinentiemateriaal.
De kleine sluitspier (die zich bevindt tussen de prostaat en de blaas in) gaat bij een TURP-operatie verloren. Hierdoor zal bij een zaadlozing het sperma in de blaas terechtkomen en vervolgens worden uitgeplast (‘droog klaarkomen’).
Wat is de prognose?
Ontslag
U krijgt een afspraak mee voor een poliklinische controle. Tijdens deze controle wordt er gekeken hoe het u de afgelopen periode thuis is vergaan en wordt de uitslag van het onderzoek met u besproken.
Wat zijn de risico's, bijwerkingen of complicaties?
Risico’s en complicatie
- Urineweginfectie;
- Niet kunnen plassen;
- Kans op incontinentie (= ongewild urineverlies);
- Hevig bloedverlies via de urine. Hiervoor kan soms opnieuw een operatie nodig zijn;
- TURP-syndroom. Dit is een verandering in de zouthuishouding in het bloed. Het komt weinig voor (1–2 %);
- Bloedverlies tijdens de operatie. Hiervoor krijgt u zo nodig een bloedtransfusie.
Waar moet u op letten na uw onderzoek/behandeling?
Weer thuis
- Tijdens de herstelperiode kunt u het beste veel drinken, ongeveer 1,5 à 2 liter per dag (dat wil zeggen elk uur een glas drinken).
- Wacht u met fietsen tot 6 weken na de operatie.
- Het is beter dat u de eerste 4 weken geen geslachtsgemeenschap heeft.
- Gebruik meer vezels in uw voeding en vermijd persen als u ontlasting krijgt (dit kan namelijk weer een bloeding in de prostaat veroorza- ken).
- Gedurende 8 tot 12 weken na de operatie kan er wat bloed in de urine aanwezig zijn. De ene keer is de urine licht/donker rosékleuri- ger dan de andere keer. Dit hangt af van de activiteiten die u onder- neemt. Hierover hoeft u zich niet ongerust te maken.
- Ongeveer 4 weken na de operatie kunt u pas normaal plassen.
Antistolling
Heeft u voor uw opname bloedverdunnende middelen (marcoumar, sintrom, ascal, plavix) gebruikt, dan hoort u bij ontslag wanneer u hiermee weer mag starten.
Contact bij problemen na uw onderzoek/behandeling
Neemt u contact op als:
- Uw temperatuur hoger is dan 38,5 ˚C;
- U problemen heeft met plassen;
- U puur, vers, helder bloed plast, of als de bloedstolsels het urineren belemmeren.
Als de operatie minder dan 1 week geleden heeft plaatsgevonden, neemt u contact op met het ziekenhuis. Na een week neemt u contact op met uw eigen huisarts.
Contactgegevens van de betrokken poliklinieken
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, dan kunt u deze stellen aan uw uroloog of contact opnemen met de polikliniek Urologie. Zij zijn te bereiken van maandag t/m donderdag van 08.00-12.30 en tussen 13.30-15.00 uur. Op vrijdag tussen 08.00-11.30 uur.