Patiëntenfolder

Virusspecifieke T cellen

Lees meer over virusspecifieke T cellen.

Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Hematologie.

Onze zorg

Waarom doen we dit onderzoek/deze behandeling?

Na een allogene stamceltransplantatie is er sprake van een sterk verminderde afweer tegen infecties. Dit kan er toe leiden dat virussen die eerder geen probleem vormden, toch opnieuw actief worden en ziekteverschijnselen geven. Er zijn drie virussen waarbij een re-activatie na stamceltransplantatie met enige regelmaat voorkomt.  Dat zijn het cytomegalovirus (CMV), Epstein-Barr-virus (EBV) en Adenovirus (AdV). Als re-activatie van één van deze virussen wordt gevonden bij bloedonderzoek, wordt gestart met medicijnen om verdere vermenigvuldiging van het virus te verminderen. Uiteindelijk kunnen deze virussen alleen weer onder controle worden gebracht door afweercellen, in het bijzonder door T-cellen. Deze T-cellen kunnen na stamceltransplantatie ontstaan doordat de afweer na transplantatie geleidelijk weer beter wordt. Maar dat duurt soms maanden. En zolang er geen T-cellen gericht tegen deze virussen zijn, vormen deze virussen een bedreiging.

Het onderzoek / de behandeling

Hoe gaat het onderzoek / de behandeling in zijn werk?

Als de stamceldonor in het verleden een infectie met één van deze virussen heeft doorgemaakt, heeft deze donor afweer tegen dat virus opgebouwd. Dat betekent dat de donor T-cellen in het bloed heeft, die gericht zijn tegen het virus: virus-specifieke T-cellen. De meeste donoren hebben in het verleden CMV, EBV en AdV doorgemaakt en hebben tegen deze virussen T-cellen. Het is mogelijk om vanuit het bloed van de donor, deze virus-specifieke T-cellen te isoleren in het laboratorium en vervolgens toe te dienen aan de patiënt die eerder stamcellen van dezelfde donor heeft gehad. Onderzoek en ervaring op de afdeling Hematologie heeft laten zien dat het mogelijk is deze virus-specifieke T-cellen toe te dienen zonder dat hierbij ernstige bijwerkingen optreden. Het doel van de behandeling is dat de patiënt met een virus re-activatie snel weer afweercellen heeft die het virus onder controle kunnen houden.