Jesse Swen benoemd tot hoogleraar klinische farmacie
Swen werkt sinds 2004 in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Tussen 2006 en 2011 volgde hij de opleiding tot ziekenhuisapotheker, in combinatie met een promotieonderzoek naar de toepassing van farmacogenetica in de eerstelijnszorg. Na het behalen van zijn doctoraat werkte Swen binnen de PharmGKB-groep van Stanford, waarvandaan hij al snel werd teruggehaald naar Leiden om bij het lab van de apotheek onderzoek te doen naar farmacogenetica in het LUMC. Sinds 2016 is hij sectiehoofd van het Klinisch Farmaceutisch Laboratorium in het LUMC.
Voorspellen van geneesmiddelrespons
Afgelopen jaren heeft Swen veel onderzoek gedaan naar de reactie van het lichaam op bepaalde medicatie. “Voor circa 50 geneesmiddelen hebben we met een landelijke werkgroep concrete adviezen opgesteld over hoe de behandeling aangepast kan worden aan het genetisch profiel van de patiënt”, legt hij uit. Hierdoor is het mogelijk om voor de start van de behandeling, met bijvoorbeeld anti-kankermiddelen, een test te doen en zo bijwerkingen te voorkomen. “Hoewel deze tests bijwerkingen en overlijden kunnen voorkomen, moeten zij echter worden beschouwd als het topje van de ijsberg. Uit onderzoek met tweelingen weten we dat meer dan 50 procent van de erfelijke component van geneesmiddelmetabolisme met de huidige tests nog niet kan worden verklaard.”
Volgens Swen vormt dit een uitdaging die moet worden opgelost. “Ik wil daarom beter inzicht krijgen in welke genetische variatie leidt tot verschil in de reactie op geneesmiddelen en welke mechanismen hiervoor zorgen. Daarnaast is het belangrijk om de kennis van de genetica te integreren met andere patiëntkarakteristieken, zoals comedicatie en andere ziekten. Zo weten we bijvoorbeeld dat een infectie behoorlijk invloed kan hebben op de snelheid waarmee het lichaam een geneesmiddel afbreekt. Als we al deze kennis combineren met de genetische informatie van een steeds grotere groep patiënten, is het in de toekomst mogelijk om veel nauwkeuriger te voorspellen welke impact een geneesmiddel heeft op de patiënt.”
DNA-medicatiepas
Omdat iedereen anders reageert op medicatie, kan er een duidelijke conclusie worden getrokken: er is geen eenduidige medicatiestrategie die op iedereen van toepassing is. Om een goed alternatief te bieden, wil Swen de komende periode (inter)nationale bestaande samenwerkingsverbanden bevorderen en nieuwe opstarten. Een mooi voorbeeld hiervan is de internationale studie naar het gebruik van een DNA-medicatiepas, die onder leiding van het LUMC is uitgevoerd. Swen was als hoofdonderzoeker betrokken bij de studie.
Onlangs schreven de betrokken onderzoekers in The Lancet dat patiënten bij wie de dosering van medicatie wordt afgestemd op hun DNA, 30 procent minder kans hebben op een ernstige bijwerking. Door het scannen van de DNA-medicatiepas pas zien artsen en apothekers precies wat de optimale dosis is voor de patiënt in kwestie. Het is de eerste internationale studie die laat zien dat het aanpassen van de behandeling met medicijnen op basis van het DNA-profiel van een patiënt in de praktijk werkt.