Terugdringen moedersterfte vraagt lokale aanpak
Op dinsdag 18 april jl. verdedigde Heemelaar haar proefschrift met als titel: Maternal health in Namibia - Lessons learned from obstetric surveillance. Voor haar onderzoek keek ze niet alleen naar sterfgevallen, maar ook naar gevallen van vrouwen die ernstig ziek waren als gevolg van complicaties tijdens of na een zwangerschap. Zo ziek dat ze bijna overleden waren, wat door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ook wel ‘Maternal Near-Miss’ genoemd wordt. Op basis van deze twee analyses kon ze samen met lokale collega’s de huidige problemen in het lokale zorgsysteem achterhalen en nagaan wat er nodig is om de zorg voor zwangere vrouwen te verbeteren.
Nodige kennis en kunde ontbrak
Veel sterfgevallen hadden voorkomen kunnen worden met betere zorg, constateerde Heemelaar. “Vrouwen met ernstige complicaties bereiken het ziekenhuis wel, maar vervolgens is er te weinig kennis en kunde in huis, zijn er te weinig middelen beschikbaar of zijn de ziekenhuizen overvol. Met als gevolg dat complicaties niet worden herkend, of de juiste behandeling te laat wordt gestart.”
Ook kunnen enkele afgelegen districtsziekenhuizen niet altijd basale chirurgische zorg verlenen door gebrek aan kundig personeel en/of benodigd materiaal. “Vrouwen met een buitenbaarmoederlijke zwangerschap met bloedverlies of die een keizersnede nodig hadden, moeten daardoor voor zo’n relatief simpele operatie soms meer dan 100 kilometer per ambulance worden vervoerd. Tijdens de transfer raken sommige vrouwen in diepe shock.”
Zicht op oorzaken via Maternal Near Miss
Heemelaar: “Artsen en verpleegkundigen zijn goed opgeleid, daar ligt het niet aan. Maar het systeem werkt niet goed. Niet zelden heeft een pas afgestudeerde arts of verpleegkundige zonder enige vorm van supervisie de verantwoordelijkheid voor meerdere zeer zieke vrouwen. Dat ze vervolgens door gebrek aan ervaring een fout maken is dan niet raar.
Ik ken ook gevallen waarin vrouwen overleden aan zwangerschapsvergiftiging omdat het juiste medicijn tijdelijk niet beschikbaar was in dat deel van het land. Materialen, kennis en kunde moeten goed verdeeld worden. We hebben onze bevindingen teruggekoppeld naar de collega’s van het ministerie van gezondheidszorg van Namibië die daarvoor verantwoordelijk zijn. En die gaan ermee aan de slag.”
Blame-cultuur
Moedersterfte is bijna niet bespreekbaar onder artsen en verpleegkundigen, merkte Heemelaar. “Er heerst een enorme blame-cultuur. Na een sterfte is het niet ongewoon dat een betrokken hulpverlener de schuld krijgt, zowel in de media als van het management. Voor goed onderzoek naar de oorzaken van moedersterfte moesten we daarom eerst het vertrouwen van de hulpverleners winnen. We hebben ze duidelijk gemaakt dat we niet op zoek waren naar fouten van individuen. Maar dat we problemen binnen het systeem anoniem wilden analyseren.”
“Dat is ook een van de redenen waarom we in ons onderzoek de Maternal near-miss meenamen, of zoals het lokale personeel ze noemt: de Great saves. Hier zat positieve energie op, waardoor artsen het prettiger vonden om deze gevallen te evalueren in plaats van alleen de situaties waarin ze vrouwen niet hadden kunnen redden. Lokale collega’s stelden dat ze daardoor eindelijk het complete plaatje van hun zorg konden geven. Door analyse van sterfte- en near-miss-data kregen we beter zicht op het zorgsysteem.”
Verschil tussen rijk en arm
De belangrijkste eindconclusie van het proefschrift is dat elke lokale situatie een lokale aanpak vraagt om de moedersterfte te reduceren. “Het is heel waardevol om per locatie te onderzoeken wat er mis gaat in de zorg voor zwangere vrouwen, en deze conclusies te vertalen naar verbeterpunten die passen binnen de lokale context, zoals dat nu in Namibië gebeurt”, stelt Heemelaar. Graag had ze ook een algemene oplossing gevonden om het verschil in moedersterfte tussen arm en rijk wereldwijd te verkleinen. “Want dat anno 2023 de plek van je wieg nog steeds bepaalt hoe groot de kans is dat je overlijdt tijdens een bevalling, is onacceptabel.”