Patiëntenfolder

Revalidatie na een beenamputatie

Een beenamputatie is een ingrijpende gebeurtenis. In de periode voor en na de operatie komt er veel op u af.  Om u te helpen hiermee om te gaan, hebben wij de informatie over hoe de revalidatie bij een beenamputatie in het LUMC verloopt voor u op een rijtje gezet, zodat u het nog eens rustig na kan lezen en met mensen in uw omgeving kan bespreken.

Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Orthopedie.

Voorbereiding

Wat gaat er vooraf aan het onderzoek of de behandeling?

Uw kennismaking met de afdeling Revalidatiegeneeskunde en Fysiotherapie begint al vóór de amputatie. De revalidatiearts bekijkt samen met u welke revalidatie- en prothesevoorziening er na de operatie mogelijk zijn. Dit hangt van een aantal aspecten af, zoals: 

Welke operatie gaat er plaatsvinden? 

  • Hoe goed kunt u het andere been belasten? 
  • Heeft u andere gezondheidsklachten, zoals hart- of schouderklachten? 
  • Welke woning heeft u? 
  • Welke mensen in uw omgeving kunnen u helpen na de operatie?

Deze en andere vragen worden doorgenomen vóór de operatie. U heeft hierbij ook gelegenheid om uw vragen te stellen. Daarnaast vindt er lichamelijk onderzoek plaats, onder andere om te kijken naar de kracht en het gevoel in het andere been en naar uw evenwicht. 

Hiermee kunnen we van tevoren een plan maken voor uw revalidatie na de beenamputatie. Uw eigen hulpvraag is hierbij heel belangrijk. Ook maken we een inschatting of lopen met een prothese voor u haalbaar is. 

Afhankelijk van de situatie is het mogelijk dat na ontslag uit het ziekenhuis de revalidatie wordt voortgezet in een revalidatiecentrum, verzorgings- of verpleeghuis. Ook is het soms mogelijk poliklinisch te revalideren. De revalidatiearts zal dit verder met u bespreken.

Het onderzoek / de behandeling

Hoe gaat het onderzoek / de behandeling in zijn werk?

Duur van de behandeling/ dragen van de brace  

De brace moet gedragen worden tot aan het einde van de skeletgroei. Aan de hand van röntgenfoto’s, de lengtegroei en de eerste menstruatie wordt bepaald wanneer dat is. Dit betekent dat je langere tijd fysiotherapeutische begeleiding krijgt om de correcties die de brace geeft ook zelf actief te kunnen uitvoeren. Zes tot acht weken na het krijgen van je brace wordt een röntgenfoto gemaakt om te zien of de brace op de juiste plaats corrigeert en hoeveel de correctie is. De orthopeed zal je rug en de brace bij een poliklinisch bezoek controleren. De brace behandeling duurt tot het einde van de skeletgroei. Bij het ontstaan van een ernstige scoliose is soms alsnog een operatie noodzakelijk.  

Dragen van de brace  

De brace moet de eerste 2 maanden 23 uur per dag worden gedragen. Daarna ga je hem 20 uur per dag dragen na overleg met de orthopeed. Je slaapt ‘s nachts dus ook in de brace. Houdt deze uren goed in de gaten. Het handigste is om de brace‘s ochtends en ‘s avonds even uit te doen voor de algemene hygiëne. Een brace die te los zit, heeft geen therapeutisch effect. Daarom moet deze strak worden gedragen en let daarbij op het aangegeven streepje op de sluitingsband.  

Tijdens de gymnastiek op school mag de brace uit. Dit geldt ook voor zwemmen en sporten als voetbal, handbal, korfbal, hockey en paardrijden. Andere sporten moeten met de orthopeed of fysiotherapeut overlegd worden. Na het sporten moet de brace direct weer aangetrokken worden. Als je veel sport let dan wel op de 20 uur die je per dag moet halen. Vaak moet na enkele maanden de brace worden aangepast omdat je gegroeid bent of omdat de correctie verbeterd moet worden. 

Nazorg

Welke specifieke nazorg kunnen wij bieden?

Behandeling fysiotherapie  

De fysiotherapiebehandeling kan worden opgedeeld in 3 perioden.  

Periode 1: wennen aan de brace  

In deze periode zul je gaan wennen aan de brace die je 23 uur per dag gaat dragen. Hiervoor krijg je een schema mee van de orthopedisch instrumentmaker (tabel 1). Het wennen aan een brace duurt ongeveer 2 weken. Eventueel kun je dit schema aanpassen naar maximaal 3 weken. Om de brace goed en effectief te kunnen dragen moet er samen met de fysiotherapeut geoefend worden.  

Veel kinderen met een scoliose hebben een lage holle rug doordat hun bekken voorovergekanteld is. Door het bekken achterover te kantelen kan de brace de rug beter corrigeren tot een rechtere houding. Dit kun je oefenen eerst zonder brace liggend op een bank met gebogen benen, daarna liggend met gestrekte benen en vervolgens in stand zonder brace en tot slot met brace aan. Voor het goed kunnen kantelen moet er voldoende spierlengte van de heupspieren zijn en om het bekken goed gekanteld te houden moet er voldoende spierkracht van de bil- en buikspieren zijn. De buikspieren hoeven hiervoor niet extreem geoefend te worden!  

Tot slot moet je leren je uit te strekken in de brace. De brace helpt je de hele dag om deze nieuwe houding vast te houden/ herinneren. Eventueel kan een stugge wervelkolom soepeler worden gemaakt maar dit moet wel door de spieren worden ondersteund. Afhankelijk van de vooruitgang en de problemen die er aanvankelijk kunnen zijn met het wennen aan en dragen van de brace kun je bij de fysiotherapeut oefenen. Het is de bedoeling dat je van de fysiotherapeut een oefenprogramma voor thuis meekrijgt.  

Periode 2: aanleren van nieuw houdingsgevoel  

In deze periode moet je in staat zijn om je oefeningen zelf te doen. Je fysiotherapeut kan je in deze periode met vragen en problemen ten aanzien van de brace helpen maar je hoeft er niet meer zo vaak naar toe. Deze periode zal lopen tot het moment waarop de orthopeed aangeeft dat de brace afgebouwd mag worden.  

Tijdens deze periode is het belangrijk dat er gesport wordt als de brace af mag. 

Periode 3: afbouwen van de brace  

Tijdens de policontrole bij de orthopeed zal worden aangegeven hoeveel en wanneer de brace af mag. Probeer ook in de tijd dat de brace niet wordt gedragen te gaan sporten. Je gaat nu vaker bij de fysiotherapeut oefenen om dezelfde houding als in de brace te kunnen handhaven. Deze periode moet wat langer en met iets minder frequentie dan de 1e periode gaan duren.   

Voor de hele periode waarin de brace gedragen wordt, maar ook daarna is het belangrijk dat er regelmatig gesport wordt. Met een goed spiercorset en spiergevoel kan de gecorrigeerde houding beter worden volgehouden.

Meer informatie

Contactgegevens van de betrokken poliklinieken

Orthopeden:  

  • Drs. D.R.J. Kempink, kinderorthopeed 
  • Prof. dr. M.A.J. v.d. Sande, kinderorthopeed

Orthopedisch instrumentmaker:  

  • Thijs Kersten, 06-52412401

Kinderfysiotherapeute:  

Janneke van Egmond, 071-5263457