Patiëntenfolder

Glaucoom

De oogarts heeft bij u glaucoom vastgesteld. In deze folder leest u meer over deze ziekte en de behandeling ervan. De ziekteverschijnselen, het onderzoek en de behandeling komen aan de orde. De uitleg is algemeen gehouden. Dit betekent dat niet alle opmerkingen in deze folder voor alle patiënten met glaucoom gelden. Als u naar aanleiding van deze folder vragen heeft bespreek deze dan met uw oogarts.

Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Oogheelkunde.

Onze zorg

Wat is Glaucoom?

Glaucoom is een oogziekte waarbij de zenuwvezels van de oogzenuw geleidelijk aan verloren gaan. Deze oogzenuwvezels leiden het beeld dat het oog binnenkomt naar de hersenen, waar men zich bewust wordt van wat het oog ziet. Door het verloren gaan van de oogzenuwvezels ontstaan blinde vlekken (gezichtsvelddefecten) in het beeld. Als er verlies van oogzenuwvezels optreedt, kan de oogarts dat zien omdat de oogzenuw er geleidelijk anders gaat uitzien (de oogzenuw wordt uitgehold, geëxcaveerd). Als de ziekte niet of onvoldoende wordt behandeld zullen de gezichtsvelddefecten groter worden en kan in een laat stadium ook het scherp zien worden aangetast. Bij een eindstadium van deze ziekte ontstaat kokerzien.

Oorzaak

Het mechanisme dat bij glaucoom leidt tot de aantasting van de oogzenuw, is nog steeds niet precies bekend. Wel zijn er veel factoren bekend die de kans op optreden van glaucoom aanzienlijk verhogen:

  • Verhoogde oogdruk. Dit is veruit de belangrijkste risicofactor. Een normale oogdruk ligt tussen de 11 en 21mmHg. Hoe hoger de oogdruk, hoe groter de kans op glaucoom. 
  • Glaucoom in de familie. Als glaucoom voorkomt bij naaste familieleden (1e en 2e graads), is de kans op glaucoom bijna 10 maal hoger dan voor iemand zonder glaucoom in de familie. 
  • Hoge leeftijd. Op hoge leeftijd komt glaucoom veel vaker voor (4% van de mensen ouder dan 80 jaar heeft glaucoom.) 
  • Sterke bij- of verziendheid. 
  • Negroïde mensen hebben vaker glaucoom. 
  • Afwijkingen van de bloedvaten bij of in het oog. 

De bolvorm van het oog wordt mede in stand gehouden doordat binnen in het oog vocht wordt geproduceerd, kamerwater. Dit kamerwater heeft niets te maken met het uitwendige traanvocht. De hoogte van de oogdruk is afhankelijk van het evenwicht tussen aanmaak en afvoer van het kamerwater. Te hoge oogdruk kan ontstaan wanneer de afvoer van kamerwater wordt belemmerd. 

Figuur 1: Aanmaak en afvoer van kamerwater. Het kamerwater wordt in het straalvormig lichaam (corpus ciliare, 4) aangemaakt, circuleert daarna via de pupil in de voorste oogkamer en wordt in de kamerhoek (1) afgevoerd. 

Verschillende vormen van glaucoom 

Glaucoom komt veel voor, 1.5% van de Nederlanders ouder dan 40 jaar heeft glaucoom. Glaucoom wordt ingedeeld in primair en secundair glaucoom. Primair glaucoom wil zeggen dat het glaucoom een op zichzelf staande ziekte is. Secundair glaucoom ontstaat als verschijnsel bij een andere (oog) ziekte of ten gevolge van het gebruik van bepaalde medicijnen of oogdruppels. 

Het primair glaucoom wordt weer onderverdeeld in open kamerhoekglaucoom, afgesloten kamerhoek glaucoom en congenitaal (aangeboren) glaucoom. Van de primaire glaucoom komt het open kamerhoekglaucoom het meeste voor. We kennen hierbij het hoge druk glaucoom en het normale druk glaucoom. Bij het hoge druk glaucoom raakt het afvoersysteem van het oog verstopt. Hierdoor stijgt de oogdruk en raakt uiteindelijk de oogzenuw beschadigd waardoor gezichtsveldverlies optreedt. Bij het normale druk glaucoom spelen andere risico factoren, zoals de doorbloeding van de vaten, waarschijnlijk een grotere rol dan de oogdruk, die niet verhoogd is. Ook deze vorm leidt tot beschadiging van de oogzenuw en gezichtsveldverlies. 

Bij afgesloten of nauwe kamerhoekglaucoom is de bouw van het oog zodanig dat door de iris (het regenboogvlies) het afvoersysteem van het oog geblokkeerd kan worden, waardoor het oogvocht niet weg kan en de oogdruk stijgt. Deze vorm van glaucoom kan acuut of chronisch zijn. De acute vorm gaat meestal gepaard met wazig zien, een rood oog, hoofdpijn, misselijkheid en braken. Deze symptomen worden veroorzaakt doordat de oogdruk zeer hoog is. Een snelle behandeling is vereist om schade aan de oogzenuw te voorkomen. De chronische vorm komt vaker voor en is in een vroeg stadium goed te behandelen. Mensen die verziend zijn, met een sterke plus bril, hebben een grotere kans op deze vorm van glaucoom. 

Figuur 2: De kamerhoek. Bij het afgesloten kamerhoek glaucoom is er zeer weinig tot geen ruimte meer over tussen hoornvlies (4) en regenboogvlies (5), waardoor het kamerwater de poriën (3) niet kan bereiken.

Diagnose

Het zou ideaal zijn als iedereen ouder dan 40 jaar op glaucoom zou kunnen worden gescreend. Als bij het onderzoek echter alleen de oogdruk wordt gemeten, worden lang niet alle glaucoompatiënten ontdekt aangezien er bij glaucoom veel meer factoren een rol spelen dan de oogdruk alleen. Daarom moet er naast het meten van de oogdruk ook naar de oogzenuw gekeken worden en zo nodig een gezichtsveldonderzoek worden verricht. Als er na dit onderzoek een verdenking is op glaucoom, bepaalt de oogarts samen met de patiënt of en hoe de patiënt behandeld wordt.

Een glaucoompatiënt dient levenslang gecontroleerd te worden. 

Behandeling

Welke behandelingen zijn er mogelijk?

Op dit moment is de enige bewezen therapie voor glaucoom het verlagen van de oogdruk. Indien de oogdruk voldoende verlaagd wordt, kan een verdere toename van gezichtsvelddefecten meestal worden voorkomen. Al aanwezige gezichtsvelddefecten kan men niet meer ongedaan maken. Daarom is het belangrijk dat glaucoom in een zo vroeg mogelijk stadium wordt ontdekt. 

Niet alle mensen met een verhoogde oogdruk worden behandeld. Er zijn mensen met een (matig) verhoogde oogdruk die hierdoor geen schade aan de oogzenuw oplopen. Deze mensen hebben geen glaucoom maar oculaire hypertensie. Een behandeling is dan overbodig, een goede controle is echter wel noodzakelijk. Afhankelijk van de aanwezigheid van andere risicofactoren voor glaucoom, zal de oogarts met u bespreken hoe vaak controle van de oogdruk nodig is. 

Daarnaast zijn er ook mensen met een normale oogdruk (< 22 mmHg) die wel schade aan de oogzenuw hebben. Deze mensen hebben een normale druk glaucoom en dienen wel behandeld te worden. Uw behandelend oogarts bespreekt met u wat in uw situatie de beste behandeling is. 

Als behandeling nodig is wordt meestal eerst gekozen voor oogdruppels. Er zijn veel verschillende soorten oogdrukverlagende druppels. De oogarts zal de soort druppels zo kiezen dat een maximaal oogdrukverlagend effect wordt verkregen met zo min mogelijk bijwerkingen. Het is belangrijk dat de patiënt van het oogdruppelen ( één of meerdere malen per dag) een vaste gewoonte maakt zodat geen druppels worden vergeten. De techniek van het oogdruppelen kan in het begin problemen geven. Vraag zo nodig hulp hierbij. Blijft het oogdruppelen moeilijk dan kan de patiënt hiervoor eventueel een hulpmiddel gebruiken wat te verkrijgen is bij de apotheek. 

Soms worden naast oogdruppels ook tabletten voorgeschreven, Acetazolamide of Diamox. Deze medicijnen kunnen bijwerken hebben zoals tintelingen van handen en/of voeten, misselijkheid of frequenter toiletbezoek. Vanwege de bijwerkingen wordt dit middel meestal tijdelijk gegeven. 

  

Indien oogdruppels niet voldoende oogdrukverlaging geven, kan bij sommige patiënten een laserbehandeling (lasertrabeculoplastiek) uitgevoerd worden. Hierbij wordt het afvoersysteem van het oogvocht met behulp van laserlicht wijder gemaakt. Bij afgesloten of nauwe kamerhoekglaucoom wordt met de laser een gaatje in de iris gemaakt (laseriridotomie) zodat het oogvocht gemakkelijker bij het afvoersysteem kan komen. 

Tenslotte kan ook een oogdrukverlagende operatie verricht worden. Mogelijkheden zijn een filtrerende operatie, een trabeculectomie of een glaucoomimplant (Baerveldtimplant). Een operatie kan onder plaatselijke verdoving of onder narcose worden uitgevoerd. 

Bij een trabeculectomie wordt een luikje in het oog gemaakt met als doel een blaasje onder het bovenooglid te laten ontstaan. Door een dergelijke filterblaas of “bleb” is er een extra afvoer van het oogkamerwater mogelijk en kan de oogdruk dalen. Om dichtgroeien van het luikje te voorkomen kan een celdelingsremmer worden gebruikt. Deze wordt dan toegediend tijdens de operatie. 

De eerste weken na de operatie wordt er frequent gecontroleerd om het genezingsproces te volgen en zo nodig bij te sturen. Het lukt bij ongeveer vier van de vijf patiënten, om de oogdruk op het gewenste niveau te krijgen. Pas na enige weken tot maanden is aan te geven of de operatie het gewenste resultaat heeft gehad. Mocht dat niet het geval zijn dan kan opnieuw een trabeculectomie verricht worden of een glaucoomimplant geplaatst worden. 

  

Wanneer er onvoldoende resultaat van een trabeculectomie kan worden verwacht kan er gekozen worden voor een glaucoomimplant volgens Baerveldt. Er wordt een siliconenschaaltje aan de bovenzijde van het oog, onder het bindvlies, geplaatst. Een slangetje verbindt de binnenkant van het oog met het implantaat. Het oog vormt hierna binnen 4-6 weken een kapsel om het schaaltje. Het slangetje wordt met een oplosbare hechting afgebonden.

Als de hechting na 4 tot 6 weken is opgelost dan opent het slangetje zich en stroomt het kamerwater in het, door het kapsel om het schaaltje gevormde, reservoir. Hierdoor daalt de oogdruk. Het slangetje wordt bedekt met donor oogwit en is van buiten niet zichtbaar. 

De mate van oogdrukdaling bepaalt of het na de operatie nog noodzakelijk is om oogdruppels te blijven gebruiken. Soms zijn na de operatie uiteindelijk dus geen oogdruppels meer nodig, soms ook wel.

Wat zijn de risico's, bijwerkingen of complicaties?

Mogelijke complicaties bij een glaucoomoperatie zijn ontsteking, bloeding, een te hoge of te lage oogdruk, een filterblaas die lekt of te snel dichtgroeit, een slangetje dat kan verschuiven en daardoor het hoornvlies kan beschadigen, een slangetje dat verstopt kan raken of de pupilvorm kan veranderen. Bij complicaties kan een nieuwe operatie nodig zijn. 

Meer informatie

Contact

Bij vragen of problemen kunt u contact opnemen met:

LUMC, polikliniek Oogheelkunde
Routenummer 598, locatie J3

Tel. 071 - 526 8030

Voor afspraken: het medisch secretariaat tussen 9.00 - 12.00 uur, toets 1
Voor medische vragen: de verpleging tussen 08.30 - 17.00 uur, toets 2
Voor overige vragen: het medisch secretariaat tussen 9.00 - 16.00 uur, toets 4

Buiten kantooruren: 071 - 526 9111
(vragen naar dienstdoende arts-assistent afdeling Oogheelkunde)

Links

Meer informatie 

www.glaucoomvereniging.nl


Deze folder is tot stand gekomen onder redactie van de commissie patiëntenvoorlichting van het
Nederlands Oogheelkundig Gezelschap in 2009 en aangepast voor het LUMC in januari 2017.