Chronische Non-bacteriële Osteïtis CNO / Sternocostoclaviculaire hyperostose (SCCH)
Deze informatie is opgesteld door de afdeling Endocrinologie.
Wat is Chronische Non-bacteriële Osteïtis CNO / Sternocostoclaviculaire hyperostose (SCCH)?
Het is een uitdaging om de diagnose CNO te stellen, want gestandaardiseerde criteria ontbreken. De ziekte is ook nog eens zeer zeldzaam en wordt dus niet altijd tijdig herkend. Gemiddeld duurt het zo’n vijf jaar vanaf het ontstaan van CNO-klachten tot de diagnose wordt gesteld. Een diagnose wordt gesteld op basis van de klachten van de patiënt en aanvullende scans, waarop de botten en gewrichten in beeld worden gebracht. Hiervoor is vaak een combinatie van scans nodig. Op een CT-scan zijn veranderingen van het bot te zien; een skeletscintigrafie (SPECT-CT) of speciale PET-scan vertelt iets over hoe actief het bot is.
Verschijnselen
De gemiddelde leeftijd waarop volwassenen met CNO voor het eerst klachten krijgen, is ongeveer 38 jaar. Zo’n twee derde van de patiënten is vrouw. Mensen met CNO hebben vaker dan mensen zonder CNO andere auto-immuunziekten. De voornaamste klacht bij CNO is pijn, met name rondom de aangedane botten, vaak in de borstkas. Dit wordt meestal erger bij bewegingen als tillen, aankleden, omdraaien in bed, autorijden of bij het heffen van de armen boven het hoofd. De pijn kan ook de slaap verstoren. Soms hebben patiënten last van zwelling van het bot, bijvoorbeeld op het borstbeen, op de sleutelbeenderen of op de bovenste ribben. Dit kan vanaf de buitenkant zichtbaar zijn, maar dat is niet altijd het geval. Soms wordt de huid rondom de zwelling rood en voelt die warm aan. De beweeglijkheid van de schouder is soms beperkt door de pijn en zwelling.
Bij ongeveer de helft van de patiënten is er naast de botontsteking sprake van pustulosis palmoplantaris (PPP): kleine blaasjes op de handpalmen en de voetzolen. Hierop ontstaan gele kopjes, waarna de blaasjes vaak barsten en schilferingen en rode huid achterblijven. PPP kan gelijktijdig met de botklachten ontstaan, maar ook ervoor of erna. Een veel kleiner deel van de CNO-patiënten heeft last van acne en psoriasis en ongeveer een kwart heeft gewrichtsontstekingen. Maar er zijn dus ook patiënten die helemaal geen huid- of gewrichtsafwijkingen hebben.
Oorzaak
De precieze oorzaak van CNO is nog niet bekend. Wel wordt gedacht dat het bot te actief wordt als gevolg van ontstekingstoffen die het lichaam aanmaakt tegen het eigen weefsel, in plaats van tegen een bacterie of virus. Dit heet auto-inflammatie, naar de termen auto (eigen) en inflammatie (ontsteking). Het vermoeden is dat het ontstekingsproces in het bot leidt tot overmatige prikkeling van de cellen die het bot afbreken. Als het bot sneller afbreekt, wordt als reactie daarop ook meer bot aangemaakt. Dit versnelt de botombouw, waardoor een teveel aan bot ontstaat – oftewel hyperostose.
Hiermee zou CNO bij de zogeheten groep van auto-immuunziekten kunnen horen. Of dit echt zo is – en welke cellen of immuunstoffen hier precies een rol in spelen – is (nog) niet bekend. Het LUMC doet hier onderzoek naar. Het is belangrijk om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop het ontstekingsproces zich voltrekt, omdat dit kan helpen een goede behandeling te ontwikkelen en handvatten kan bieden om zicht te houden op de activiteit van de ziekte.
Waarom u bij ons in goede handen bent
In het LUMC krijgt u doorlopende zorg bij CNO. De internist-endocrinoloog is uw regievoerend arts en kijkt na het stellen van de diagnose samen met u welke behandeling het beste bij uw situatie past. De behandeling kan plaatsvinden in het LUMC, maar ook in een ziekenhuis bij u in de buurt of bij uw huisarts als u langere tijd geen klachten heeft. Vaak vragen we u om wel eenmaal in de 1-2 jaar langs te komen voor controle. Zo houden we een vinger aan de pols en kunnen we altijd snel ingrijpen als de klachten toch weer opspelen.
Expertisecentrum CNO
CNO komt heel weinig voor. Daardoor zijn er maar weinig artsen en zorgverleners die ervaring hebben met deze aandoening. Onze specialisten doen al heel lang onderzoek naar CNO en hebben in die tijd waardevolle expertise opgebouwd in het stellen van een goed onderbouwde diagnose en het vinden van een behandeling die aansluit op uw situatie. Het LUMC is daarom door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erkend als landelijk expertisecentrum voor CNO. Ook binnen Europa is het LUMC een van de weinige ziekenhuizen dat gespecialiseerd is in CNO.
Wetenschappelijk onderzoek
Het LUMC is naast een zorgcentrum ook een belangrijk centrum voor wetenschappelijk onderzoek naar CNO. We zoeken continu naar betere manieren om de ziekte op te sporen en te behandelen. Veel van onze onderzoeken kunnen alleen plaatsvinden als patiënten zelf deelnemen. We doen onderzoek met gegevens van patiënten, met bloed van patiënten en ook zogenaamde clincial trials waarbij we bijvoorbeeld kijken of medicijnen effectief zijn voor CNO. Uw arts zal gegevens/materiaal nooit zonder toestemming gebruiken en u nooit in een studie laten deelnemen zonder uitleg en uw toestemming. Uw arts zal u vragen of u mee wil doen aan onderzoek(en); u geeft uiteraard zelf aan of u daarin geïnteresseerd bent. Als u niet mee doet heeft dat geen consequenties voor de behandeling.
Avondspreekuur
Het is ook mogelijk om naar het avondspreekuur te komen. Iedere eerste dinsdag van de maand kunt u tussen 16:30 en 19:30 uur terecht bij dr. Natasha Appelman-Dijkstra en doktersassistente Joyce Hogewoning-Rewijk. Dit spreekuur is toegankelijk voor al onze patiënten, maar bieden we vooral aan als extra service voor patiënten die langdurig onder controle zijn bij ons, overdag werken of een druk gezin hebben, van ver moeten komen of afhankelijk zijn van werkende familieleden voor vervoer.
Voor het avondspreekuur hebt u een afspraak nodig. Soms plannen we dit al voor u in, maar u kunt ook met het secretariaat Endocrinologie bellen voor een afspraak: 071 - 526 35 05. Het spreekuur vindt plaats op de polikliniek Endocrinologie (route 25).
De Centrale Bloedafname is ’s avonds gesloten, maar als het nodig is kan de doktersassistente bloed bij u afnemen tijdens het spreekuur. Ook kunt u op het spreekuur indien gewenst urine afgeven. De uitslag krijgt u dan telefonisch of per email. Aanvullend onderzoek, zoals een botdichtheidsmeting of röntgenfoto, is niet mogelijk tijdens het avondspreekuur. Is er aanvullend onderzoek bij u nodig, dan proberen we dit overdag voor u in te plannen op de dag van het avondspreekuur. Ons secretariaat houdt daar rekening mee, maar let u er ook zelf op als u een afspraak maakt voor het avondspreekuur? Twijfelt u of er aanvullend onderzoek nodig is? Neem dan contact met ons op via bot@lumc.nl of door te bellen met de polikliniek: 071 - 526 35 05.
Wat moet u verder weten over CNO?
Voor CNO zijn meerdere termen in gebruik. Dat maakt het zoeken naar informatie niet altijd eenvoudig en levert soms spraakverwarring op.
Andere namen die voor CNO gebruikt worden zijn sternocostoclaviculaire hyperostose (SCCH), SAPHO-syndroom, en chronische recidiverende multifocale osteomyelitis (CRMO).
Omdat CNO maar heel weinig voorkomt, is een goede diagnose belangrijk. Dankzij de kennis en ervaring die we in de jaren hebben opgedaan, kunnen we u snel vertellen waar u aan toe bent.
Afspraak maken voor diagnose
Als er een vermoeden bestaat dat u CNO heeft, zal uw specialist u doorverwijzen naar het LUMC. U hoeft hier zelf geen actie voor te ondernemen. Uw verwijzer stuurt de verwijsbrief naar ons op en wij laten u schriftelijk of telefonisch weten wanneer u langs kunt komen voor de onderzoeken. Ook krijgt u informatie over hoe u zich kunt voorbereiden op uw afspraak. Daarnaast kan het zijn dat de secretaresse van de polikliniek u vraagt om voor de afspraak een toestemmingsformulier te tekenen, zodat wij alvast de onderzoeken en gegevens uit uw vorige ziekenhuis kunnen verzamelen. Zo kunnen we ons zo goed mogelijk voorbereiden.
Op de dag van de afspraak kunt u zich in het hoofdgebouw melden aan de balie van de polikliniek Endocrinologie op B2 (route 25). Komt u voor het eerst in het LUMC? Vergeet u dan niet eerst langs de centrale inschrijfbalie te gaan. Deze vindt u in achter in de centrale hal op de begane grond.
Wie komt u tegen en wat staat u te wachten?
Uw afspraak op de polikliniek is met een internist-endocrinoloog of een internist-endocrinoloog in opleiding. Zij draaien afwisselend de spreekuren. Op de polikliniek wordt u vaak vooraf gezien door een doktersassistente.
Om vast te stellen of u CNO hebt, is het nodig dat we een aantal onderzoeken doen. Deze proberen we zoveel mogelijk achter elkaar in te plannen.
Op de afgesproken dag verrichten we een aantal onderzoeken:
- Lichamelijk onderzoek met onderzoek van de botten, en het meten van de schouderfunctie als u klachten heeft in de borstkas.
- Bloedonderzoek. Een verstoring in de botaanmaak en/of botafbraak is soms zichtbaar in het bloed. Daarnaast kijken we naar ontstekingswaarden.
CT scan:
Op een CT-scan kunnen de veranderingen gezien worden die optreden bij een ontsteking van het bot. Bij CNO kan je op de CT-scan verlittekening (sclerose) en de verdikking van het bot (de hyperostose) zien. Soms zijn de pezen en gewrichtskapsels door ontsteking verkalkt en verhard – ook dit is zichtbaar op de scan. De CT-scan zegt niets over hoe actief de ziekte is: komt de pijn op dat moment door de mate waarin de ziekte actief is of door veranderingen aan het bot die eerder door de ziekte zijn ontstaan?Skeletscintigrafie of PET-scan
Om iets te zeggen over de botactiviteit, is een skeletscintigrafie of PET-scan nodig. Bij een skeletscintigrafie wordt via een infuus een lage dosis radioactieve stof in het lichaam gebracht. Deze dosering is altijd zo laag mogelijk en wordt berekend op basis van het lichaamsgewicht. Het skelet neemt de radioactieve stof op: gebieden met een hogere activiteit – een verhoogde botombouw – worden zichtbaar op de scan, omdat ze meer van deze stof opnemen dan minder actief bot. Bij CNO is deze verhoogde botombouw te zien op de plekken waar de ontsteking zit. Hiermee kunnen ook andere plekken waar sprake is van CNO worden ontdekt, bijvoorbeeld in de wervelkolom.Een bloedonderzoek duurt enkele minuten, een CT-scan meestal korter dan een kwartier. Een botscan neemt ongeveer een halve dag in beslag. Meestal wordt de CT en PET scan gecombineerd en gelijktijdig uitgevoerd.
Uitslag van het onderzoek
We proberen de onderzoeken en de afspraak op de polikliniek zoveel mogelijk op dezelfde dag plaats te laten vinden, zeker als u niet uit de regio komt. U heeft dan in 1 dag alle onderzoeken. Omdat de botscan beoordeeld moet worden door de nucleair geneeskundige en de CT-scan door de radioloog, krijgt u niet gelijk de uitslag. Een paar weken na het bezoek bellen we u met de uitslagen.
Soms lukt het niet om alle onderzoeken samen te laten vallen met uw afspraak op de polikliniek of is het nodig om de onderzoeksresultaten in ons multidisciplinair overleg te bespreken.
Op het moment dat de uitslag bekend is, zal de arts direct een voorstel doen voor een therapie en deze opstarten.
Welke behandelingen zijn er mogelijk?
Na het stellen van de diagnose zoekt de internist-endocrinoloog voor u naar de beste behandeling. Als het nodig is gebeurt dit in samenwerking met specialisten van andere afdelingen. De arts bespreekt alle mogelijkheden met u zodat u gezamenlijk de behandeling kunt kiezen die het beste bij uw situatie past.
Welke behandelingen zijn er?
De keuze voor een behandeling hangt onder meer af van de botscan en van uw klachten. Het doel van de behandeling is om het ontstekingsproces in delen van bot(ten) te remmen en uw klachten zoveel mogelijk weg te nemen.
Bij CNO wordt vrijwel altijd gestart met een ontstekingsremmer, bijvoorbeeld ibuprofen, naproxen of diclofenac. Deze middelen remmen het ontstekingsproces en zijn pijnstillend. Vaak brengen deze medicijnen de ziekte al tot rust. Heeft een ontstekingsremmer onvoldoende effect, dan zijn er aanvullende behandelingen mogelijk.
Bisfosfonaten
Deze medicijnen remmen de overactieve botcellen. Met bisfosfonaten proberen we de ziekte tot rust te brengen. U krijgt de medicijnen toegediend via een infuus. Dit infuus wordt 4 maal per jaar gegeven voor 3 dagen achter elkaar. Bisfosfonaten worden niet gegeven tijdens de zwangerschap en gedurende het geven van borstvoeding. Het is nog niet bekend of bisfosfonaten werken bij CNO, dat wordt momenteel in een studie onderzocht. Daaraan kan u deelnemen.
Het effect van de behandeling wordt tussendoor gecontroleerd door uw klachten te evalueren en door middel van de skeletscan/CT-scan. Als de ziekte tot rust is gekomen, krijgt u geen bisfosfonaten meer. Het kan wel zijn dat u dan nog steeds pijn hebt, doordat de ziekte er bijvoorbeeld voor gezorgd heeft dat er een verandering in het gewricht, artrose, is ontstaan. Bisfosfonaten helpen daar niet tegen.
Biologicals: TNF-alfaremmers
Zogeheten biologicals, specifiek de TNF-alfa remmers, zijn andere medicijnen die soms bij CNO worden gegeven. Deze medicijnen worden ook gebruikt bij andere ziektes waarbij het lichaam eigen weefsel aanvalt, zoals reumatoïde artritis. Als het ontstekingseiwit TNF-alfa verhoogd aanwezig is, remt een TNF-alfaremmer hier de werking van – en daarmee de ontsteking. Deze medicijngroep is soms een optie wanneer andere medicijnen, zoals NSAIDs en bisfosfonaten, onvoldoende werken. Voordat deze medicijnen worden gegeven, vindt een extra controle bij de patiënt plaats. TNF-alfaremmers remmen namelijk het immuunsysteem af. Hiermee maken zij het lichaam vatbaarder voor infecties, zeker als iemand al bepaalde ziekteverwekkers bij zich draagt. Daar wordt op gecontroleerd, zodat de medicijnen veilig gegeven kunnen worden. TNF-alfaremmers worden via een infuus of via een onderhuidse injectie toegediend.
In zeldzame gevallen zullen de bisfosfonaten en biologicals tegelijk worden voorgeschreven.
Aanvullende pijnstilling
Naast medicijnen die zorgen voor sterker bot, kunnen we ook pijnstillers voorschrijven. Dit is regelmatig zelfs nodig als de ziekte tot rust is gebracht. Bijvoorbeeld als u pijn ervaart door artrose van de schouder en/of de sleutelbeengewrichten. Zo nodig verwijzen we u door naar de pijnpolikliniek in het LUMC of in een ziekenhuis bij u in de buurt. Ook nemen we contact op met uw huisarts om een goede pijnbehandeling af te stemmen.
Fysiotherapie/ revalidatie
Fysiotherapie helpt spierspanning te voorkomen en de beweeglijkheid van de nek en de schouders te handhaven. Dit kunnen we adviseren als de spierspanning hoog is, maar wel met bepaalde restricties om overbelasting te voorkomen. Het is ook van belang om te blijven bewegen; adviezen van een fysiotherapeut kunnen hierbij helpen.
Mogelijk schakelen we ook de hulp in van een revalidatiearts. Een revalidatiearts kan voor u een persoonlijk plan opstellen om uw spieren en conditie te trainen op een manier die voor u het beste is. De behandeling vindt plaats bij een revalidatie-instelling bij u in de buurt.
Dermatologie
Bij de behandeling van CNO schakelen we eventueel de expertise van een dermatoloog in. Deze kan helpen als u last hebt van huidklachten. Meer dan de helft van de mensen met CNO heeft namelijk last van puistjes op de handpalmen en voetzolen (pustulosis palmoplantaris), een kleiner deel heeft acne of psoriasis.
Kaakchirurgie
Bij kaakklachten verwijzen we patiënten ook naar de kaakchirurgie voor behandeling.
Hoe kunt u zich op de behandeling voorbereiden?
We zullen u voor en na een behandeling zo goed mogelijk begeleiden en voorlichten. Daarnaast is het goed als u zich oriënteert. Kijkt u bijvoorbeeld eens bij de Nederlandse Vereniging van Patienten met sternocostoclaviclaire Hyperostosis.
Vragen kunt u altijd stellen in het gesprek met uw regievoerend arts. Of neem gerust contact op als er thuis opeens vragen boven komen. De polikliniek Interne Geneeskunde/Endocrinologie is bereikbaar via tel. 071 – 526 35 05 (op werkdagen tussen 9.00 en 12.00 uur) of via e-mail: bot@lumc.nl
Meedoen aan wetenschappelijk onderzoek
In het LUMC zoeken we continu naar betere methoden om CNO op te sporen en te behandelen. Het kan daarom zijn dat uw arts u vraagt of u mee wilt doen aan een wetenschappelijk onderzoek. Bijvoorbeeld naar een nieuw medicijn of een nieuwe scan om de ziekte beter in beeld te brengen, maar ook voor het gebruik van de gegevens uit uw dossier of opslag van bloed voor onderzoek in de toekomst. Momenteel lopen er meerdere onderzoeken in het LUMC naar CNO. Onder meer naar de oorzaak, diagnose, het natuurlijk beloop en de behandeling.
CNO is een chronische aandoening. We kunnen het meestal wel goed tot rust brengen, maar niet genezen. Daarom controleren we regelmatig hoe actief de ziekte is. Zo houden we een vinger aan de pols.
Welke specifieke nazorg kunnen we bieden bij deze aandoening?
Na de start van uw behandeling, komt u elke 6 of 12 maanden langs voor controle. Houdt de ziekte zich langere tijd rustig, dan hoeft u maar eens per jaar of 2 jaar langs te komen. Komen klachten terug of nemen klachten toe, dan komt u naar behoefte weer vaker op controle.
U kunt zelf aangeven waar u onder controle wilt blijven. Dat kan in het LUMC, maar mag ook bij een ziekenhuis bij u in de buurt als u dat prettiger vindt en daar een arts is die de zorg kan overnemen. Als u langere tijd geen klachten heeft, kunt u ook onder controle blijven bij uw eigen huisarts.
Waar moet u op letten na uw behandeling?
Het is belangrijk om te weten dat het ziektebeloop van CNO, ook na behandeling, onvoorspelbaar is. Dat betekent dat het langere tijd goed kan gaan, maar dat (pijn)klachten ook snel weer terug kunnen komen. Neem contact met ons op als u een (plotse) verandering merkt in uw situatie.
Contact bij problemen na uw behandeling
U kunt de polikliniek Endocrinologie bereiken op telefoonnummer 071 - 526 35 05 (op werkdagen tussen 9.00 en 12.00 uur). Via het Patiëntportaal is het ook mogelijk om een e-consult aan te vragen met uw behandelend arts. Voor algemene vragen of informatie kunt u mailen naar bot@lumc.nl.
Behandelteam
De internist-endocrinoloog (in opleiding) is uw regievoerend arts. Daarnaast is er ook een doktersassistente betrokken. Als uw situatie er om vraagt, is het ook mogelijk dat u specialisten van andere afdelingen tegenkomt.
Prof. Dr. N.M. Appelman-Dijkstra
Internist-endocrinoloog
Dr. F.M. Van Haalen
Internist-endocrinoloog
Dr. E.M. Winter
Internist-endocrinoloog
J. Hogewoning-Rewijk
Doktersassistente
Drs. R. Goey
Kaakchirurg
Drs. M.A.P. van Swaay
Kaakchirurg
Wie kunt u nog meer tegenkomen?
- Kinderreumatoloog: Dr. P.C.E. Hissink Muller, Dr. D. Brinkman
- Kinderendocrinoloog: Dr. S.D. Joustra
- Doktersassistente: W. Hoogendam
Aan welke studies kan je meedoen?
Patiëntgebonden onderzoek naar CNO en CRMO
De onderzoeken die we in het LUMC verrichten zijn divers. Een deel van ons onderzoek vindt in het laboratorium plaats, maar vaak vragen we ook onze patiënten of ze mee willen doen. Een groot deel van ons onderzoek kunnen we namelijk niet verrichten zonder de hulp van diegenen om wie het draait. Uw medewerking aan onderzoek kan een groot verschil maken. We stellen het daarom zeer op prijs als u hiertoe bereid bent.
Meedoen met een onderzoek is altijd op vrijwillige basis. Dat betekent dat u er ook op ieder moment mee kunt stoppen als u dat wilt. Als u voor een onderzoek in aanmerking komt, zullen we u vragen om hier aan mee te doen. Neemt u de tijd om over dit verzoek na te denken en neem vooral een besluit waar u zichzelf prettig bij voelt. U mag uiteraard ook zelf informeren naar onze onderzoeken. De internist-endocrinoloog zal u in ieder geval uitleggen wat u kunt verwachten.
Waar doen we momenteel onderzoek naar?
We hebben binnen het LUMC steeds meerdere wetenschappelijke onderzoeken lopen naar CNO en CRMO. Sommige onderzoeken zijn patiëntgebonden, andere vinden vooral in het laboratorium plaats. Momenteel doen we onderzoek naar:
- Nieuwe manieren van beeldvorming (imaging);
- De klinische karakteristieken van mensen met CNO: hoe ziet de aandoening er bij hen precies uit?;
- Ziekte-inzicht, omgang met de ziekte en pijnbeleving onder CNO-patiënten. Met vragenlijsten meten we hoeveel klachten patiënten voor en na de behandeling hebben.
PAPS studie / PAM-CNO studie
Ook loopt in het LUMC een nieuw onderzoek naar de behandeling van CNO: de PAPS studie. Het doel is uit te zoeken hoe goed het middel APD (pamidronaat) werkt voor de behandeling van CNO. Dit doen we door APD te vergelijken met een placebo; een middel zonder werkzame stof. We willen graag weten of APD minder pijn, bewegingsbeperking en ziekteactiviteit geeft. Hiervoor gebruiken we vragenlijsten, doen we lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek, en verrichten we botscans om ziekteactiviteit te meten. Dit onderzoek is nodig om een standaardbehandeling te kunnen ontwikkelen voor de aandoening, en de zorg voor de CNO-patiënten verder te verbeteren. In de eerste fase van de studie (6 maanden) wordt u behandeld met APD of een placebo. Welke behandeling u krijgt, wordt bepaald door loting. Voor beide middelen komt u 2 keer (bij 0 en bij 3 maanden) 3 dagen naar het ziekenhuis voor behandeling via een infuus. Deze bezoeken duren ongeveer 3 uur, en komen in plaats van de normale bezoeken aan uw arts. Er wordt ook bloed afgenomen en u krijgt vragenlijsten om te kijken hoe het met u gaat. Daarnaast wordt de botscan verricht (Na18F-PET scan) bij maand 0, maand 6 en maand 12. In het tweede half jaar van de studie kunt u, afhankelijk van uw klachten, samen met de onderzoeker kiezen of u de APD-infusen door wilt zetten. Uw arts zal nagaan of u in aanmerking komt voor deze studie.
Contact
Wilt u meer weten of hebt u nog vragen? Neem dan contact met ons op of volg de links voor aanvullende informatie.
Patiëntportaal mijnLUMC
In het patiëntportaal mijnLUMC vindt u een duidelijk overzicht van uw behandelingen en hebt u inzicht in uw medische gegevens. Snel enveilig. Thuis, onderweg en in het ziekenhuis.
Patiënt verwijzen
Informatie voor artsen en instellingen die patiënten naar het LUMC willen verwijzen.
Contactgegevens voor patiënten
- Polikliniek Endocrinologie: 071 - 526 35 05 of bot@lumc.nl
Polikliniek Kindergeneeskunde: 071 - 526 28 22