Nierstenen
Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Endocrinologie.
Wat is Nierstenen?
Nierstenen zijn steenvormige afwijkingen, die in het nierbekken ontstaan. Nierstenen komen veel voor, tweemaal zo vaak bij mannen als bij vrouwen. De eerste steen ontstaat meestal tussen het 20e en 30e levensjaar. Het voorkomen van stenen blijkt in de westerse wereld toe te nemen, hetgeen hoogstwaarschijnlijk samenhangt met veranderingen in levenswijze en eetgewoonten. Geschat wordt dat nierstenen bij 1% van de Nederlandse bevolking voorkomen, maar slechts 0,1% heeft klachten. Vaak komen nierstenen familiair voor.
Verschijnselen
Klachten bij niersteenaanval
- Niersteenkoliek: acuut hevige "krampende" pijn in de flank, in aanvallen, uitstralend naar de lies.
- Bewegingsdrang en onrust: patiënt kan niet stil zitten of liggen.
- Misselijkheid en braken.
- Bloed in de urine, soms alleen onder de microscoop zichtbaar.
- Pijn bij plassen en drang om te plassen.
Oorzaak
Hoe wordt een niersteen gevormd?
De vorming van nierstenen vindt plaats door oververzadiging van de urine met kristallen, vooral calcium- en oxalaatkristallen. Hierbij kunnen verschillende factoren een rol spelen: te weinig urinevorming door te weinig drinken, te veel uitscheiding van kristallen, verstoring van de zuurgraad (pH) van de urine of een tekort aan bepaalde kristallen (citraat) die de vorming van stenen tegengaan.
Risicofactoren voor nierstenen
Oververzadiging van kristallen
- Te veel calciumuitscheiding in de urine: vaak voorkomend.
- Te veel oxalaatuitscheiding in de urine: vaak het gevolg van een overmaat aan oxalaatbevattende voeding, soms een complicatie bij darmziekten, zoals de ziekte van Crohn.
- Te veel uitscheiding van urinezuur met de urine.
Te weinig citraatuitscheiding
Citraat is een belangrijke remmer van kristalvorming. Tekort leidt tot groei van kristallen en verhoogt dus de kans op niersteenvorming.
Lage zuurgraad van de urine
Bij lagere zuurgraad treedt spontane kristallisatie op bij lagere concentraties van calcium en oxalaat. Urinezuurkristallen slaan neer in de urine bij een zuurgraad onder de 5.3.
Te weinig drinken
Te weinig drinken leidt tot uitdroging en verhoging van de concentraties van kristallen in de urine, hetgeen leidt tot een verhoogd risico op kristalvorming.
Dieetgewoonte
Hierover wordt u zonodig geïnformeerd door een diëtist(e).
- Dierlijk eiwit: bij verhoogde inname van dierlijk eiwit (vlees!) neemt de uitscheiding van calcium, oxalaat en urinezuur toe en die van citraat af, en neemt de kans op steenvorming toe.
- Te veel oxalaat (onder andere rabarber, spinazie).
- Te weinig calcium.
Te hard werkende bijschildklier
Zeldzame oorzaak voor nierstenen, maar eenvoudig aan te tonen door middel van bloedtesten, is een overmaat aan bijschildklierhormoon.
Hoe wordt de diagnose vastgesteld?
De diagnose nierstenen wordt meestal gesteld naar aanleiding van kenmerkende heftige pijnaanvallen en bloed in de urine. Nierstenen kunnen ook een toevalsbevinding zijn zonder daarmee gepaard gaande klachten of kunnen atypische klachten veroorzaken zoals buikpijn, misselijkheid en braken, moeilijkheden met plassen of chronische urineweginfecties.
Bij verdenking op een niersteen op basis van de kenmerkende klachten, wordt de diagnose bevestigd door het spontaan uitplassen van een steen (bewaar deze, dan kan de steen onderzocht worden) of door middel van radiologisch onderzoek.
Hoe wordt de oorzaak van nierstenen verder uitgezocht?
Analyse type niersteen
Calciumhoudende stenen komen het meest voor (75-80%) en bestaan grotendeels uit calciumoxalaat. Overige stenen zijn: infectiestenen (10-20%), urinezuurstenen (5%) of cystinestenen (<1%).
Nierstenen komen vaak terug, zodat na de vorming van een eerste steen sterk wordt aanbevolen om nader onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de steenvorming.
In een oriënterend gesprek met de behandelend arts worden onder andere de volgende onderwerpen met u besproken:
- Familiaire belasting (verdubbelt het risico op steenvorming)
- Chronische urineweginfecties
- Voeding-/drinkgewoonten
Na het gesprek met de arts wordt bloed- en urineonderzoek verricht. Daarna krijgt u een radiologisch onderzoek waar ondermeer een overzichtsfoto van uw buik wordt genomen en een echo van de nieren wordt gemaakt. Als u de steen heeft opgevangen en bewaard zal deze onderzocht worden in het laboratorium (het type steen zal worden bepaald).
Welke behandelingen zijn er mogelijk?
Wat zijn de behandelmogelijkheden?
De behandeling van nierstenen bestaat uit:
Behandeling van de acute niersteenaanval
Pijnbestrijding met pijnstillers, zoals pethidine, NSAIDs (diclofenac intramusculair of zetpil) staat op de voorgrond. De meest voorkomende calciumoxalaat stenen zijn klein en stenen kleiner dan 5 mm worden meestal spontaan uitgeplast. Bij deze stenen wordt gekozen voor een afwachtend beleid. Bij ernstige en aanhoudende klachten is het soms noodzakelijk om de steen acuut operatief te verwijderen, soms is een kleine operatie nodig als de steen de nier afsluit. Na de acute fase kan een steen ook vergruisd worden. Hiervoor wordt de patiënt doorverwezen naar de uroloog. Meer informatie over niersteenvergruizing vindt u in de patiëntenfolders van de afdeling Urologie.
Het voorkomen van steenvorming via bestrijding van risicofactoren voor steenvorming. Lange termijn beleid ter voorkoming van het opnieuw ontstaan van een niersteen, zie 'algemene maatregelen'.
Algemene maatregelen
Algemene maatregelen bestaan uit drink- en dieetadviezen.
Drinkadvies
Ruime vochtinname (2,5 – 3 l), over de dag en nacht verdeeld, en voldoende om ten minste 2 liter urine per dag te produceren. Verdunning van de urine helpt de vorming van nierstenen te voorkomen. Met name 's nachts wat drinken is van belang, aangezien dat het moment is dat de minste urine gemaakt wordt en het risico op steenvorming het grootst is.
Dieetadvies
Bij de meeste soorten nierstenen wordt aanbevolen om een natrium-, oxalaat- en diereiwit-beperkt dieet te volgen. Geadviseerd wordt om een calciuminname van ~800 mg/d te hanteren. (Zie informatie Dienst Diëtetiek LUMC).
Specifieke behandeling
In geval van een te hard werkende bijschildklier als oorzaak van de nierstenen, komt u in aanmerking voor een operatie om de vergrote bijschildklier weg te halen.
Bij te veel calcium uitscheiding in de urine worden thiazide diuretica (specifieke plaspillen) aanbevolen om de opname van calcium door de nier te verhogen en daardoor de uitscheiding van calcium door de urine te verminderen.
Bij urinezuurnierstenen wordt allopurinol voorgeschreven om de vorming van urinezuur uit voedsel te verminderen.
Bij te weinig citraatuitscheiding wordt citraat aanbevolen, dat oplosbare complexen vormt met calcium en een remmende werking heeft op kristalgroei en opeenstapeling van calciumzouten.
Bij steenvorming bij ontstekingsziekten van de darm is het soms nodig om extra calcium voor te schrijven ter vermindering van het oxalaat in de urine.
Alkalinisering van de urine (het minder zuur maken van de urine) door middel van natrium bicarbonaat of citraat is van groot belang bij urinezuur- en cystinestenen.
Infectiebestrijding door middel van geschikte antibiotica is vanzelfsprekend bij infectiestenen die soms zeer langdurig behandeld moeten worden.
Nierstenen komen vaak terug; in de meerderheid van de gevallen is een niersteen geen geïsoleerd incident. In ruim 95% van de patiënten met nierstenen is het mogelijk om de onderliggende oorzaak op te sporen. Het is dus van groot belang om onderzoek te doen om de oorzaak voor het ontstaan van de niersteen te achterhalen. Naast dieet- en drinkadviezen die zeer belangrijk zijn, kan hiermee de juiste behandeling ingesteld worden om verdere niersteenaanmaak te voorkomen. Het doel van de therapie is het voorkomen of vertragen van de groei van de verschillende soorten nierstenen.