“Ik vertrouw er altijd op dat het onderweg goed komt”
&width=710&height=710)
In maart 2021 kreeg Ymke Fokma (51), toen bestuurder van ziekenhuis Dijklander, een telefoontje van het tv-programma OP1. Of ze wilde aanschuiven om te praten over de coronacrisis. Haar eerste gedachte was: nee, geen camera’s op mij! Maar ze zei toch ja. Ze vond het onterecht dat vooral mannelijke bestuurders op tv kwamen en wilde een ander geluid laten horen. "Nederlanders waren coronamoe, terwijl het in het in ziekenhuizen nog steeds enorm druk was. Ik wilde op tv mijn waardering voor zorgverleners tonen." Na de uitzending plaatste cabaretier Paul van Vliet een video op Facebook, waarin hij begon met ‘Lieve Dijklanders’ en eindigde met: ‘Hou vol!’
Je bent nu een topvrouw in de zorg, maar vroeger wilde je premier worden. Klopt dat?
Ze lacht. “Ja, dat klopt. Als dertienjarige wilde ik de wereld verbeteren. Mijn moeder was maatschappelijk werkster en vertelde thuis over de gezinnen die ze hielp. Daardoor begreep ik al jong dat het leven niet voor iedereen even makkelijk is. Mijn moeder stelde vragen zoals: wat is het goede in de mens? Hoe kun je mensen helpen om het goede te doen? Daar praatten we vaak over. Zij inspireerde mij om werk te doen dat betekenisvol is. Toen ik jong en een beetje naïef was, dacht ik: als ik echt iets wil veranderen, moet ik de baas van Nederland worden.”
Toch koos je voor een studie scheikunde. Waarom?
“Ik was altijd al een bèta. Op de kleuterschool speelde ik liever met rekenblokjes dan met poppen of in de zandbak. Op de middelbare school was ik goed in exacte vakken. Ik wilde iets doen dat maatschappelijk relevant was, maar ik wilde ook veel leren. Scheikunde leek me een studie waarvoor ik echt mijn best moest doen. Eind jaren ’80 waren er campagnes zoals ‘Een beetje milieu begint bij jezelf’ en ’Kies exact, want een meid is op haar toekomst voorbereid’. Die spraken me aan. Ik koos voor scheikunde, omdat ik iets wilde bijdragen aan een duurzamere wereld.”
Maar na je studie ging je meteen een andere kant op. Je eerste baan was bij Boston Consulting Group (BCG).
“Tijdens mijn stages in China en Amerika zag ik dat scheikundigen soms vijf jaar aan één molecuul werkten – vaak alleen in een lab. Belangrijk werk, maar voor mij te technisch en te klein. Ik miste het contact met mensen, zoals mijn moeder dat had in haar werk. Op een banenmarkt voor bèta-studenten kwam ik in contact met BCG. Ik dacht meteen: dit klinkt interessant. Bij dit bedrijf kun je complexe problemen oplossen én met mensen werken. Het was ook een redelijk rationele keuze: een goede eerste stap in mijn carrière.”
Was het een bewuste keuze om de zorg in te gaan?
“Eerst niet. Bij BCG werkte ik voor allerlei klanten. Maar tijdens mijn tweede zwangerschap, van mijn tweeling, dacht ik na over mijn baan. Ik miste zingeving. Na de bevalling ging ik mij als consultant richten op de zorg, en toen merkte ik: dit past beter bij mij. Het werk was relevant, energiek en resultaatgericht. Ik volgde mijn gevoel en stapte over naar zorgverzekeraar Achmea. Mijn kinderen speelden daarin een grote rol. Eerst was ik een vrij rationele scheikundige en consultant, maar toen ik moeder werd luisterde ik meer naar mijn gevoel.”
Op relatief jonge leeftijd werd je directeur bedrijfsvoering in het AMC. Daarmee stapte je over naar de ziekenhuiswereld.
“Bij Achmea en in de consultancy stond ik vaak aan de zijlijn. Ik gaf advies, maar ik wilde liever zelf bijdragen aan betere zorg. Toen de baan bij het AMC vrijkwam, wist ik na twee gesprekken: dit ik de plek. Vanaf dag één zag ik hoeveel passie zorgmedewerkers hebben. Ik vond het geweldig dat ik hen met mijn kennis van bedrijfsvoering kon helpen. Ik zag namelijk dat zij veel tijd kwijt waren aan zaken die niets met zorg te maken hadden. Dat vond ik zonde. Ik voelde me waardevol, omdat ik daar iets aan kon doen.”
Je was de afgelopen 3,5 jaar lid van de raad van bestuur bij het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam. Wat maakte daar de meeste indruk?
“Alles draaide daar om kanker. In die periode overleed ook mijn vader aan kanker, wat het extra zwaar maakte. Wat ik ook bijzonder vond, was het Nederlands Kanker Instituut (NKI) dat bij het ziekenhuis hoort. Daar zoeken ze met enorme toewijding – zelfs in de kleinste stukjes DNA – naar oplossingen voor kanker. Diezelfde passie zie ik nu bij het LUMC. Hier doen we onderzoek naar meer ziekten, maar ook met focus op een snelle vertaalslag naar behandeling. Zo maken we echt verschil voor patiënten.”
Je volgt Frida van den Maagdenberg op in het LUMC. In een eerder interview zei je dat zij een rolmodel voor jou was. Waarom?
“Toen ik begon bij het AMC had ik nog nooit in een ziekenhuis gewerkt. Ik werkte samen met Frida en Hans Romijn en dacht: van hen kan ik leren hoe je een ziekenhuis bestuurt. Frida was al een ervaren CFO en Hans een ervaren divisiemanager. Toen ik daar begon zeiden ze: ‘We willen van een organisatie met professionals een professionele organisatie maken.’ Frida zette grote stappen. Ik leerde veel van haar enorme dossierkennis. Ze liet me zien dat er achter de schermen hard gewerkt wordt.”
Het LUMC wil toekomstbestendig en innovatief zijn. Wat vind jij belangrijk om te doen?
“Talent behouden is cruciaal. We moeten ons voortdurend afvragen: hoe blijven we aantrekkelijk als werkgever? Een open, lerende cultuur is daarbij belangrijk. Daarnaast zie ik kansen in IT en kunstmatige intelligentie (AI). We gebruiken AI al voor bijvoorbeeld bestralingsplannen, maar tegelijkertijd zie ik zorgpersoneel nog handmatig gegevens registreren. Dat kan slimmer. Ook wil ik iets doen aan de financiering van zorg. In Nederland wordt nu vooral behandeling vergoed, terwijl we als academisch ziekenhuis meer doen. Zoals complexe behandelplannen maken, advies geven aan artsen in algemene ziekenhuizen, en preventie. Ook dat moet betaald worden.”
‘Het is een kwestie van gewoon doen’, zei je in een eerder interview. Dat gold voor je studie scheikunde, je eerste baan bij BCG en je eerste baan als bestuurder.
“Een van mijn belangrijkste levenslessen is: durf te springen. Toen ik jong was, zeiden mensen: ‘Wat knap dat je een MBA aan INSEAD deed.’ Dan zei ik: ‘Het enige écht knappe was dat ik het aandurfde en me inschreef.’ Ik vertrouw er altijd op dat het onderweg goed komt. Hetzelfde geldt voor het combineren van een topfunctie met drie kinderen. ‘Hoe doe je dat?’, vragen mensen vaak. Door het gewoon te doen. Toen ze klein waren regelde ik alles strak en kreeg ik hulp. Het geldt voor veel lastige zaken in het leven: mensen wagen de sprong niet. Ze blijven hangen in angst, terwijl ze meer kunnen dan ze denken.”
Waar zijn sommige vrouwen bang voor, denk je, waardoor ze de sprong niet wagen?
“Veel vrouwen ervaren sociale druk. Die voelde ik ook als fulltime bestuurder met kleine kinderen. Ik was bovendien gescheiden en stond er alleen voor. Ik was niet de standaardmoeder op het schoolplein. In Nederland zijn er nog steeds te weinig vrouwen in topfuncties, en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen is zichtbaar. Een voorbeeld: tijdens een recente wandelvakantie vroegen mensen regelmatig naar het werk van mijn man, niet naar het mijne. Dan zei hij: ‘En zij is ziekenhuisdirecteur!’ Je zag de verbazing op hun gezicht.”
Auteur Brené Brown inspireerde jou, met haar idee over de kracht van kwetsbaarheid.
“Zij benadrukt de moed om eerlijk te zijn en lastige dingen aan te pakken. ‘Durf te leiden!’, zegt ze. Dat betekent ook: durf je kwetsbaarheid te laten zien. Ik ervaarde de kracht daarvan tijdens de coronacrisis. Toen raakten sommige mensen, ook in het ziekenhuis, in paniek. In een bijeenkomst met het management zei ik: ‘Nu wordt er echt leiderschap van ons verwacht. Ook al weten we niet of we de zorg over drie weken nog kunnen leveren, en of we genoeg persoonlijke beschermingsmiddelen hebben.’ Ik wist het ook niet, en dat was oké. Ook bij de opname van OP1 was ik gespannen. Vlak voor de uitzending trilde mijn hand toen ik een slok water nam.” Ze lacht. “Dus ik dacht: ik moet vooral geen water drinken tijdens de uitzending!”
Als bestuurder heb je een veeleisende functie. Hoe zorg je ervoor dat werk en privé in balans blijven?
“Ik sport twee keer per week met een personal trainer. Daardoor blijf ik fit. Daarnaast maak ik bewust tijd vrij voor vriendinnen, die ik al twintig tot veertig jaar ken. Bij hen draait het niet om werk. Ze vragen soms wel of ik goed voor mezelf zorg, omdat ik zo hard werk. Ook heb ik een houten tuinhuisje in Egmond. Daar laad ik op. Ik wandel regelmatig in de duinen – buiten zijn is voor mij heel belangrijk. Afgelopen zaterdag was ik er met mijn zoon: hij studeerde op een bankje, ik rommelde in de tuin. Dat soort momenten geven me rust en ruimte om na te denken over alles wat ik meemaak.”