Nursing is a Work of Heart

‘Ze wilde nog één keer praten over Tonnie’

9 januari 2024
leestijd
In de ruim veertig jaar dat verpleegkundige Gerdine bij het LUMC werkt, waren er verdrietige én mooie momenten. “Niets geeft meer voldoening dan een stukje meelopen in het leven van een ziek kind of een ouder die het even moeilijk heeft.”

Wie: Gerdine Dronkert-van der Spijk (62)
Functie: kinderverpleegkundige
Afdeling: verpleegafdeling STRAND (stamceltransplantaties) in het Willem-Alexander Kinderziekenhuis
Bij het LUMC sinds: december 1981

Wat inspireerde jou om verpleegkundige te worden?

“Op mijn dertiende paste ik al op bij een groot gezin. Ik verschoonde de baby, kookte het eten, las voor. Het zat gewoon in me, die klik met kinderen en het verzorgende karakter. Toen ik in 1981 de opleiding tot A-verpleegkundige deed en stageliep op de afdeling waar ook kinderen met kanker lagen, wist ik: dit is wat ik wil. Kinderen zijn zo heerlijk ongeremd. Op de afdeling schreven we een tijdje grappige uitspraken op in het boekje Prietpraat. ‘Ik vind die jongensdokter niet leuk!’,  zei een meisje een keer waar iedereen bij was. Die eerlijkheid is toch prachtig?”

Welke patiënt ben je nooit vergeten?

“Tonnie*, een jongetje van 3 jaar met leukemie. Ik was 23 en hij was gek op mij. En waarom, geen idee. Ik was de enige die dingen bij hem voor elkaar kreeg, zoals medicijnen geven. Als ik binnenkwam deed hij zijn armen wijd open en riep: ‘Zuster Gerdine…!’ Hij was 6 jaar toen hij overleed. In die tijd was er nog geen donorbank voor stamceltransplantatie en hij had geen broer of zus. Zijn moeder stuurde mij daarna elk jaar een kerstkaart. Een tijdje geleden werd zij ernstig ziek en vroeg op haar sterfbed of ik langs wilde komen. Ze wilde nog één keer praten over Tonnie. Bijna veertig jaar later!”

Hoe ga je om met het overlijden van een kind?

“Het is altijd moeilijk en ze houden een plekje in mijn hart. Tonnie was extra heftig, ik denk omdat ik zo jong was. Nu kan ik zoiets als ik naar huis fiets in een laatje stoppen. De dankbaarheid van ouders helpt ook. Ik krijg wel eens een persoonlijk kaartje waar ik stil van word. Of ouders zeggen bij een nagesprek dingen als: ‘Jij dacht hier nog aan en toen mocht ik nog mijn kind op mijn schoot nemen en je maakte nog een voetafdrukje...’ Dat is heel mooi. Ik heb ook een paar bevriende collega’s die ik weleens bel als het moeilijk is. Zij begrijpen als geen ander hoe het is.”

Je hebt veel meegemaakt. Was er een lastige situatie in jouw loopbaan waardoor je bent veranderd?

“Gek genoeg heb ik het meest geleerd van een collega die mij op een dag zo gigantisch onderuithaalde, dat ik wel voor mezelf móest opkomen. Toen ik jong was, was ik hartstikke onzeker en dacht ik vaak: ik heb alleen maar mavo gedaan, dus dat kan ik niet. Ik durfde veel niet te zeggen en was veel te lief. Sinds het conflict met die collega sta ik sterker in mijn schoenen. Maar ik kijk nog altijd op tegen mensen die gestudeerd hebben. Ik heb een hele leuke baan, maar ik had ook best kinderarts willen worden.” 

Je bent bijna veertig jaar verpleegkundige. Wat is de grootste verandering in jouw vakgebied?

“De mentaliteit van mensen. Vroeger was er meer respect voor de verpleegkundigen. Ouders hebben nu vaker een kort lontje. Misschien omdat ze het tegenwoordig drukker hebben? Ik kan die ouders wel aan, maar er komt ook wel eens een jongere collega huilend bij een patiënt vandaan. Ik zie tegenwoordig ook vaker ouders met psychische problemen. Alle ouders hier zijn bang om hun kind te verliezen. Maar als ze zelf niet sterk zijn, brengen ze hun angst over op het kind. In dat geval doe ik nog meer moeite om het kind en de ouders gerust te stellen.”

Dat is een goed voorbeeld van ‘Nursing is a Work of Heart’.

“Je moet inderdaad hart hebben voor de patiënt, anders hou je dit werk niet lang vol. Het is belangrijk om ook iets op te bouwen met de ouders die hier vaak maanden rondlopen. Als ik een stil muurbloempje zie, dan ga ik even naast die ouder zitten. Ik stel vragen en probeer te ontdekken wat voor persoon het is. Laatst was hier een moeder en die ratelde juist maar door. Toen ik rustig met haar ging praten, ontdekte ik dat ze laaggeletterd is. Dat ze de informatie die wij op papier gaven helemaal niet kon lezen. Als je de tijd neemt, kom je achter dat soort dingen en krijg je een band.”

Als je terugkijkt, waar ben je dan trots op?

“Ik ben trots op ons vak. Iemand beter maken, hoe mooi is dat? Gelukkig komt dat ook vaak voor. Er zijn meiden waarvan we dachten dat ze onvruchtbaar waren door chemokuren, die ons opeens een geboortekaartje sturen. Dan denk ik: wauw! Er zijn zoveel bijzondere verhalen. We ontvangen ook veel kaartjes en cadeautjes van ouders die ons willen bedanken. Er is een vader die zijn dochtertje in de jaren negentig is verloren en ons nog steeds op de Dag van de Verpleging anoniem rozen stuurt. Allemaal een rode roos, per stuk verpakt. Nog maar enkele collega’s weten om wie het gaat.”

Over vijf jaar kan je met pensioen. Hoe kijk je naar de toekomst?

“Mijn dochters zeggen altijd: ‘Mam, je mag niet over de datum raken, denk erom.’ Maar als oudere voel ik me juist van waarde, omdat ik de jongere verpleegkundigen veel kan leren. Dat had ik vroeger nooit verwacht. Ik kijk wel elk jaar of ik het hoge werktempo nog kan bijhouden. Als ik met pensioen ga, zal ik me niet vervelen. Ik ben mantelzorger, heb twee kleinkinderen, fiets elke week met demente bejaarden. Maar ik zal de kinderafdeling wel missen hoor, het is het mooiste beroep dat er is! Niets geeft meer voldoening dan een stukje meelopen in het leven van een ziek kind of een ouder die het moeilijk heeft.”

*Vanwege privacy is de naam van de patiënt gefingeerd.