Samenwerking voor betere medicatieveiligheid ouderen begint in de opleiding

12 november 2024
leestijd
Verschillende zorgprofessionals, waaronder huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en openbaar apothekers, zorgen samen voor medicatieveiligheid voor thuiswonende ouderen. Zij moeten hiervoor van elkaar weten welke kennis ze in huis hebben. Daarvoor moeten ze elkaar vinden, wat nu nog niet altijd het geval is. Als het aan het LUMC en het Charlotte Jacobs Instituut ligt, komt daar verandering in. Dit begint al in de opleidingen.

Een oudere man neemt een medicijn in.

Medicatieveiligheid

Tamara Noordermeer-Wanner is opleider van toekomstige specialisten oudergeneeskunde en vertelt: “Je ziet zoveel dingen misgaan bij medicatie. Denk aan overdoseringen, onjuist gebruik, langdurig medicatiegebruik zonder goede indicatie of therapieontrouw waarbij bijvoorbeeld medicatie niet wordt opgehaald. Als je medicatiegebruik wilt optimaliseren in de eerstelijn (zorg waar iemand zonder verwijzing naartoe kan gaan, zoals een huisarts, red.), dan is nauwe samenwerking heel belangrijk.”

“De huisarts schrijft bijvoorbeeld elke drie maanden een herhaalrecept uit. Maar vaak weet die niet of de medicijnen goed gebruikt of opgehaald worden. Dat is een belangrijke rol van de apotheker. Die kan contact opnemen met de patiënt als de uitgeschreven medicatie niet wordt opgehaald. Soms is angst voor bijwerkingen, gebrek aan vertrouwen, onwetendheid over juist gebruik of zelfs de kleur van de pil de oorzaak van het niet willen gebruiken. De openbaar apotheker neemt daarna contact op met de huisarts om advies te geven. En andersom: als de huisarts merkt dat medicatie onvoldoende effect heeft, dan zou de huisarts ook contact moeten zoeken met de apotheek.”

“De specialist ouderengeneeskunde (SO) kan de huisarts adviseren over kwetsbare ouderen in eerstelijns-adviesgesprekken. Wij kijken als SO, naast de medicatie bij de adviesvraag, ook naar andere domeinen (somatisch, fysiek, sociaal, psychisch) en stellen hier vragen over. Als de samenwerking niet goed is, dan gaat de communicatie stroef, met alle gevolgen van dien.”

Drempel

Voor specialisten in opleiding is het lastig om laagdrempelig contact met andere specialismen te leggen. “Als specialist ouderengeneeskunde werk je veel samen met verschillende zorgprofessionals. Voor ons is het vanzelfsprekend dat je de telefoon oppakt en laagdrempelig overlegt. Ook zijn er veel netwerken om de samenwerking tussen verschillende specialismen te bevorderen. Maar voor professionals in opleiding is dat contact niet zo vanzelfsprekend. Als je elkaar niet kent, niet weet wat de expertise van de ander is en verwacht dat diegene het te druk heeft, is het moeilijk om contact te leggen.”

Eerste pilot: samen in de schoolbanken

De afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC en het Charlotte Jacobs Instituut van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) hebben de afgelopen twee jaar de handen ineengeslagen om interprofessioneel onderwijs te ontwikkelen. Aios specialisten ouderengeneeskunde, aios huisartsen en aios openbaar apothekers) zitten samen in de schoolbanken. Aios zijn artsen in opleiding tot specialist.

Noordermeer-Wanner: “Het waren inspirerende onderwijsdagen waar de planmatige aanpak van de specialist ouderengeneeskunde en de kennis van de openbaar apotheker eyeopeners voor de huisartsen bleken. De drie specialismen werkten samen aan een complexe casus van een mevrouw van 86. Zij is een kwetsbare oudere die na een verhuizing voor kennismaking bij de huisarts komt. De casus was zo gemaakt dat de deelnemers aan de hand van de vragen die zij stelden gegevens ontvingen, zoals haar labwaarden en dagbesteding. In groepjes van drie specialismen gingen ze aan de slag en brachten samen een advies uit. Ook hebben ze een reflectieverslag moeten schrijven over de samenwerking.”

Snel contact met elkaar leggen

De reacties van de studenten van de eerste pilot waren positief. “Studenten hebben veel geleerd. Eén student zei zelfs dat het leuker was dan het onderwijs dat ze normaal krijgen. Dan ga je wel even glimmen. Ik hoop dat ze in hun werkende leven of al tijdens hun stages meteen de stap zetten om heel snel contact met elkaar leggen. En ook de noodzaak zien van die samenwerking. We willen ervoor zorgen dat dit in onze leerdoelen wordt vastgelegd, maar ook dat het landelijk wordt uitgerold. Wij gaan in ieder geval door met het verbeteren van deze gezamenlijke lessen en hopen dat meerdere instituten dit in de toekomst gaan inzetten.”