“Het is mooi om te zien dat patiënten zich met een donororgaan vaak meteen beter voelen”
Wie: Jacqueline van der Putten-van Gils (63)
Functie: verpleegkundige
Afdeling: Transplantatie Centrum (TRAX-team)
Bij het LUMC sinds: 2001
Wie of wat heeft jou geïnspireerd om verpleegkundige te worden?
“Als zestienjarige had ik een bijbaantje in een verzorgingstehuis. Dat vond ik heel leuk. Toch heb ik eerst iets totaal anders gedaan. Mijn vader werkte in het laboratorium van Hoogovens en dat wilde ik ook. Daarom deed ik hbo Chemie en werkte daarna bij een medicijnenfabriek. Na drie jaar dacht ik: ga ik dit mijn hele leven doen? In een technische wereld werken? Ik dacht terug aan mijn bijbaantje in het verzorgingstehuis en besloot het roer om te gooien. Ik werd eerst ziekenverzorgende en startte in 1997, op mijn 37e, met hbo Verpleegkunde.”
Welke patiënt heeft het meeste indruk op jou gemaakt en ben je nooit vergeten?
“Dat is niet één specifieke patiënt. Er zijn zoveel mensen die hier een tijdje liggen aan wie ik later nog wel eens terugdenk. Natuurlijk zie ik in het Transplantatie Centrum vaak mooie dingen. Mensen krijgen een nier van familie of een vriend. Pas nog kreeg een vrouw een nier van haar eigen vader. Ze lagen naast elkaar op één kamer. Er zijn ook mensen die een nier schenken zonder dat ze een relatie hebben. Gewoon omdat ze dat voor een ander willen doen. En sommige patiënten ontvangen een nier van een donor bij wie hersendood of een circulatiestilstand is vastgesteld. Zij hebben het vaak over ‘een geschenk’, hoe mooi is dat?”
Je werkt sinds eind 2020 bij het Transplantatie Centrum. Hoe kwam je daar terecht?
“Als student hbo Verpleegkunde liep ik stage bij de afdeling Thoraxchirurgie en in 2001 ging ik aan de slag op de Verpleegafdeling Urologie/Traumatologie. Vanaf 2007 werkte ik jarenlang bij Kort Verblijf, een nieuwe afdeling van Chirurgie. In de coronaperiode kwamen daar alle COVID-19-patiënten te liggen en daarna werd de afdeling opgeheven. Ik was toen 60 jaar en dacht: wat wil ik nog? Het Transplantatie Centrum leek me super interessant, maar daar moest ik solliciteren. Ik dacht: ik ga het gewoon proberen!”
Wat vind je interessant aan patiënten die een transplantatie ondergaan?
“Het is mooi om te zien dat patiënten zich met een donororgaan vaak meteen beter voelen. Nierpatiënten zeggen soms de dag na de transplantatie al: ‘Ik heb het veel warmer’. In ons Transplantatie Centrum doen ze transplantaties van de nier, alvleesklier en lever. We zijn een academisch ziekenhuis, dus ze bestuderen steeds nieuwe behandelingen. We zijn bijvoorbeeld het enige centrum in Nederland dat eilandjestransplantaties doet. Daarbij worden groepjes cellen die insuline aanmaken van een donoralvleesklier getransplanteerd naar een ontvanger. Patiënten met diabetes hebben na zo’n transplantatie een veel fijner leven. Dat is toch hartstikke interessant?”
Kun je vertellen waarom de patiënten die jij verpleegt een nieuw orgaan nodig hebben?
“Ze zijn vaak al jaren ziek, omdat hun nieren, lever of alvleesklier niet goed functioneren. Patiënten met ernstig nierfalen moeten drie keer per week dialyseren, waarbij afvalstoffen uit hun bloed wordt gefilterd. Ze knappen daar iets van op, maar blijven moe. Patiënten met een leverziekte zijn vaak heel erg ziek. Hun lever functioneert niet goed meer door bijvoorbeeld een vergiftiging of een ziekte. Veel patiënten komen in aanmerking voor een donororgaan. Maar we hebben ook een patiënt meegemaakt met ernstig leverfalen door vergiftiging die zonder levertransplantatie weer opknapte en nu zijn leven weer terug heeft.”
Je zegt ‘het is mooi dat patiënten zich met een donororgaan vaak meteen beter voelen’. Zijn ze daarna ook echt beter?
“Na een orgaantransplantatie wordt hun leven veel beter, maar toch anders dan dat van mensen zonder transplantatie. Ze moeten altijd op tijd medicijnen blijven slikken, vanwege het risico op infecties en afstoting van het orgaan. Deze patiënten blijven vatbaarder voor virussen en bacteriën. Ze blijven ook altijd onder controle van het ziekenhuis. Soms doet de nieuwe nier het niet goed en redden ze het niet vlak na de transplantatie. Soms komen mensen pas na jaren weer terug op de afdeling met een verslechterde nierfunctie of andere complicaties. Maar er zijn ook mensen met wie het na vijftien jaar of langer nog steeds heel goed gaat.”
Je werkt nu drie jaar bij het Transplantatie Centrum. Ben je helemaal gewend?
“Het kostte tijd om me in te werken. Op mijn oude afdeling voelde ik me als een vis in het water. De verpleegkundige handelingen zijn hetzelfde, maar het specialisme is heel anders. Ik moest veel leren over de ziektes die mensen hier hebben en natuurlijk over de transplantatiemethoden. Ik ben nu ook opeens de oudste op de afdeling. De meeste collega’s zijn veel jonger, en werken anders, veel sneller. Ik ben toch van een andere generatie. Met jonge mensen werken is eigenlijk heel leuk, waarschijnlijk houdt het me ook jonger? Ik vond de overstap naar het Transplantatie Centrum best moeilijk, maar ik ben er trots op dat ik het toch heb gedaan.”
Nog even en je kunt met pensioen. Ben je van plan om over drie jaar te stoppen?
“Ik ga niet door tot mijn 67e. Mijn man is al met pensioen. Ik vind het leuk om onze kinderen en kleinkinderen te zien en ben er graag voor mijn alleenstaande moeder. Het is belangrijk dat we samen van het leven genieten. Ik zie zoveel mensen die rond hun 65e ziek worden en komen te overlijden. Dan denk ik: we hebben niet het eeuwige leven. Als ik stop, gaan we lekker meer dingen samendoen. Maar zover is het nog niet. Ik voel me nog fit en ik vind het werk bij het Transplantatie Centrum nog steeds interessant. Ik vind het heerlijk om een praatje te maken met de patiënten en ga elke dag met plezier naar mijn werk.”