Medicijn halveert het aantal bloedtransfusies bij baby's met rhesusziekte
Bij rhesusziekte breken antistoffen van de moeder de rode bloedcellen van de baby af. Als de ziekte op tijd ontdekt wordt, kan die goed worden behandeld. Onder meer met bloedtransfusies.
Het LUMC is landelijk expertisecentrum als het gaat om rhesusziekte. Soms vindt een eerste bloedtransfusie al plaats als de baby nog in de buik van de moeder zit. Jaarlijks gebeurt zo'n intra-uteriene bloedtransfusie bij ongeveer 20-30 baby's vanuit het hele land. De meeste baby's hebben tijdens de zwangerschap 2 tot 3 transfusies nodig.
Baby's met Rhesusziekte gaan onder blauwe lamp
Na de geboorte krijgt de baby geen antistoffen van de moeder meer, omdat de navelstreng is doorgeknipt. Toch is het probleem dan nog niet voorbij. De antistoffen gaan nog meerdere weken rond in het bloed van de baby.
Een van de onderzoekers is hoogleraar neonatologie en foetale geneeskunde, Enrico Lopriore: "In de eerste week na de geboorte komt heel veel bilirubine vrij. Dat is een bloedafbraakproduct van een rode bloedcel dat toxisch (giftig) is voor de hersenen. Baby's kunnen van de bilirubine ook een heel gele huid krijgen. Dat is meestal niet zo erg. Maar let je niet op, en wordt het bilirubinegehalte te hoog, dan kan er schade ontstaan aan de hersenen. Er kan dan kernicterus optreden, een verschrikkelijke ziekte die iemand levenslang gehandicapt kan maken. Daarom geven we de baby's standaard intensief fototherapie. Ze gaan onder blauwe lampen en liggen op een blauw lichtgevend laken, die helpen de bilirubine af te breken.
'Hé, ik word volgetankt met vers bloed'
Als de fototherapie onvoldoende werkt, zijn ook wisseltransfusies nodig. "We halen het bloed met daarin het teveel aan bilirubine en de antistoffen weg, en geven vers bloed aan de baby terug. Zo'n wisseltransfusie duurt zo'n twee uur", vertelt Lopriore.
Vervolgens blijft een baby met rhesusziekte langdurig afhankelijk van bloedtransfusies om de bloedarmoede te behandelen, tot drie maanden na de geboorte. Onbedoeld leiden de transfusies namelijk tot het effect dat die de eigen bloedaanmaak remmen. "Een lichaam denkt: Hé, ik word volgetankt met vers bloed, dus ik hoef zelf geen nieuw bloed aan te maken", zegt de hoogleraar. En dus moeten baby's later opnieuw een transfusie krijgen. Gemiddeld hebben baby's nog 2 transfusies nodig, maar soms zelfs 6. Per keer zit daar een opname in het ziekenhuis aan vast. "Dat is erg belastend voor de baby en de ouders. Het verbreekt de rust en regelmaat, die ze nodig hebben om thuis op gang te komen", legt hij uit.
Medicijn voorkomt opnames en bespaart geld
Die opnames wilden de onderzoekers verminderen. Daarom deden zij onderzoek naar de inzet van darbepoëtine alfa, beter bekend als EPO, bij Rhesusziekte. Dat is een bestaand medicijn dat de bloedaanmaak stimuleert. In hun studie, gepubliceerd in The Lancet Hematology, toonde de onderzoekers aan dat EPO-injecties gemiddeld de helft van het aantal bloedtransfusies kunnen voorkomen. Die prik kan een huisarts of wijkverpleegkundige geven. Dat kan thuis. Vanaf een week na de geboorte moet een baby die prik wekelijks krijgen. "Vaak zijn 5 à 6 prikken voldoende", zegt Lopriore.
Ouders hoeven minder vaak met baby naar ziekenhuis
Het voordeel is dat er minder wekelijkse bloedcontroles nodig zijn in het ziekenhuis. "Normaal moeten we dat drie maanden lang, elke week doen. Het medicijn voorkomt dus niet alleen opnames, maar ook frequente polibezoeken. Over het algemeen hoeven ouders minder met hun baby naar het ziekenhuis." Verder drukt het medicijn ook de kosten. Het opnemen van een kind voor een behandeling is namelijk duurder dan de EPO geven, zo toonde eerder onderzoek aan.
In totaal heeft de studie vijf jaar geduurd. Op dit moment kijkt het LUMC hoe het medicijn vast onderdeel kan worden van de behandeling. Daarvoor moet de verzekeraar het gebruik van EPO bij rhesusziekte eerst goedkeuren. Lopriore heeft er alle vertrouwen in dat dat gaat gebeuren. "We kunnen aantonen dat het medicijn helpt en de behandeling goedkoper maakt", besluit hij.