“Gebruik je bij chemotherapie het woord ‘misselijk’, dan is de kans groot dat de patiënt misselijk wordt”
Welke patiënten verzorg jij elke dag en wat is jouw ervaring met angst en pijn?
“Op de verpleegafdeling waar ik werk, liggen patiënten met bloedziekten zoals lymfeklierkanker en leukemie. Ze krijgen een intensieve hematologische behandeling: chemotherapie, immunotherapie of stamceltransplantatie. Van die behandeling kunnen ze flink ziek worden. Ze liggen hier meestal vier weken, dus ik leer ze goed kennen. Ik zie dat de ene patiënt er veel negatiever in staat dan de andere, en daardoor ook angstiger is en meer pijn ervaart. Uit onderzoek blijkt dat de beleving van de patiënt afhangt van de context. Ik kan als zorgverlener niet alle angst bij iemand weghalen, maar ik kan wel invloed uitoefenen en hun comfort vergroten.”
Wat heeft jou geïnspireerd om therapeutische communicatie toe te passen?
“Onze afdeling doet mee aan een pilot van de LUMC-werkgroep Pijn en kreeg een jaar geleden de training Therapeutische Communicatie. Tijdens de training kreeg ik onder andere een VR-bril op en ervaarde ik hoe het voelt om patiënt te zijn. In een eerste filmpje werd de patiënt naar de operatiekamer gereden en onderweg gebeurde er van alles waardoor ik dacht: dit voelt ongemakkelijk, het moet anders kunnen. In een tweede filmpje met dezelfde setting spraken de zorgverleners met de patiënt volgens de methode van therapeutische communicatie. De patiënt werd gezien en gehoord en voelde zich duidelijk beter. Dat was echt een groot verschil!”
Wat leerde je vooral tijdens de training?
“Ik let altijd al op hoe ik met patiënten communiceer. Ik maak bijvoorbeeld contact met de patiënt door op dezelfde hoogte te gaan zitten. Of leidt de patiënt af met ‘Adem even goed in en uit’ of met een gekke vraag. Maar ik kan meer doen. Tijdens de training ontdekte ik namelijk dat ik vaak woorden gebruikte die niet zo handig zijn. Bij het geven van medicatie tegen pijn zei ik bijvoorbeeld: ‘Ik hoop dat dit helpt.’ Goed bedoeld natuurlijk, maar medicatie werkt door dat zinnetje minder goed. Medicatie heeft een groter placebo-effect als je zegt: ‘Bij de meeste mensen werkt dit goed.’ Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat je met woorden een positieve invloed kunt hebben op angst en pijn.”
Een woord als ‘prikken’ roept bij veel mensen angst op. Hoe zeg je zoiets op een therapeutische manier?
“Tijdens de opleiding Verpleegkunde leerde ik dat je alles wat je doet duidelijk moet zeggen. Maar bij iemand met prikangst kan je volgens de methode van therapeutische communicatie beter niet zeggen: ‘Ik ga je nu prikken.’ Beter is: ‘Ik kom u medicatie geven.’ Eerlijk gezegd was ik voor de training al op zoek naar andere woorden voor behandelingen. Neem nou ‘U krijgt een zware chemo’. Door een chemo kunnen mensen misselijkheid worden en koorts krijgen, maar dat hoeft niet. Door ‘zwaar’ te zeggen, gaat de patiënt misschien wachten tot het zwaar wordt. Daardoor is de kans dat hij iets voelt groter. Daarom gebruik ik nu een woord met een positieve associatie: sterke chemo.”
Moet je als zorgverlener eigenlijk minder empathisch zijn?
“Ik vond het confronterend om te ontdekken dat je uit empathie de beleving van patiënten negatief kunt beïnvloeden. Zeg je ‘het is inderdaad vervelend’ of ‘het is ook spannend’, dan bevestig je dat het vervelend of spannend is. In de training leerde ik inderdaad dat je taalgebruik daarom niet té empathisch moet zijn. Mensen mogen het natuurlijk wel spannend vinden, maar je moet dat gevoel niet onbedoeld versterken. Gelukkig liggen bij ons op de afdeling ook mensen die heel relaxed zijn en voor wie het genoeg is als je gewoon vrolijk rondloopt. Ik pas de methode Therapeutische Communicatie bij iedereen toe, maar de mate waarin verschilt. Het werkt het beste bij patiënten die heel bang zijn.”
Kun je een voorbeeld geven van een patiënt bij wie deze manier van communiceren effect had?
“Mijn collega vroeg of ik wilde helpen bij het inbrengen van een urinekatheter bij een vrouw. Ik wist dat deze patiënt voor alles bang was. De vrouw zei dat ze eerder een katheter gehad en dat dat heel pijnlijk was. Mijn collega zei: ‘Het is inderdaad een beetje spannend.’ Nee, dacht ik toen, niet het woord ‘spannend’ gebruiken. Dus ik zei ‘De meeste mensen vinden dat het snel voorbij is’ en ik leidde haar af met ‘Adem maar diep in en uit.’ De katheter zat er snel in ze zei dat het geen pijn deed. Ik hoop dat ze dat moment, waarop het meeviel, onthoudt. Tegen mijn collega zei ik daarna dat deze vrouw de perfecte persoon is om therapeutische communicatie bij te oefenen.”
Als je al jaren werkt, kan ik me voorstellen dat je sommige dingen op de automatische piloot doet. Hoe lastig is het om je taalgebruik te veranderen?
“Dat is inderdaad best lastig. Als ik een kamer binnenstap en zie dat iemand het spannend vindt, probeer ik dingen anders te formuleren. Soms lukt het, en andere keren ben ik aan het stuntelen. Soms denk ik achteraf: nee, dat had ik anders moeten zeggen. Laatst zei een collega bij de start van een chemo: ‘Je kunt misselijk worden’ en daarna baalde ze dat ze toch weer ‘misselijk’ had gezegd. We willen mensen geen ongemak aanpraten. Tijdens de training kregen we de tip om een paar zinnen in je hoofd te stampen. De arts die de training gaf, schudde de positieve zinnen zo uit haar mouw. Ik vond het mooi om te zien dat therapeutisch communiceren een tweede natuur kan worden.”
Vind jij dat alle zorgverleners in het ziekenhuis de methode van Therapeutische Communicatie moeten gaan toepassen?
“Ja, ik denk echt dat dat bijdraagt aan het welzijn en comfort van de patiënten, en daarmee ook aan hun herstel. Voordat patiënten bij ons op de afdeling komen, hebben ze al veel andere collega’s gesproken. Het is goed als die collega’s ook woorden als ‘zware chemo’, ‘prikken’ en ‘misselijk’ vermijden. Als we bij alle contactmomenten met de patiënt therapeutische communicatie toepassen, heeft het meer effect. Laatst zei een arts tegen mij: ‘Die training lijkt mij ook wel wat’, dus er is echt wel animo voor. Het zou mooi zijn als alle zorgverleners de training doen, of nog beter: dat Therapeutische Communicatie een onderdeel wordt van de reguliere opleidingen voor zorgverleners.”