‘Als er iets vervelends gebeurt, bel ik ’s avonds mijn zus’
Wie: Marilène de Wilde-van Baarle (42)
Functie: IC-verpleegkundige, duobaan
Afdeling: Intensive Care (Kinderen)
Bij het LUMC sinds: 2011
Wat inspireerde jou om verpleegkundige te worden?
“Ik wilde het van jongs af aan. Er was nooit discussie of twijfel over wat ik na de middelbare school ging doen. Mijn moeder werkte in de thuiszorg, maar verder kende ik niemand die in de zorg werkte. Een van mijn zussen is ook verpleegkundige, die heb ik ook nooit over iets anders gehoord. Zij werkt nu ook op de Intensive Care Kinderen. Terwijl mijn oudste twee zussen iets totaal anders doen. Ik zou niet weten welke baan ik anders zou moeten kiezen. Het liefst blijf ik altijd aan het bed staan.”
Welke patiënt ben je nooit vergeten?
“Een patiënt die geopereerd was aan zijn halsslagader. De patch – een lapje kunststof om zijn ader – ging lekken en de patiënt stortte binnen no time in. Ik riep er zo snel mogelijk een chirurg bij. Die knipte de hechtingen door, omdat de luchtweg bedreigd raakte. Het bloed spóót eruit. Ik zat van top tot teen onder het bloed. Net op dat moment kwam zijn vrouw kijken hoe het ging. Die raakte volledig in paniek. De man overleefde het, maar had wel hersenletsel door zuurstoftekort. De volgende ochtend zei de chirurg: ‘Heb jij ook zo rot geslapen?’ Het was heftig voor ons allebei.”
Op dat moment werkte je met volwassenen. Wanneer ging je met kinderen werken?
“Mijn zus werkte al op de Intensive Care Kinderen. Zij zei steeds: 'Kom hier werken, het is echt leuk!' Maar toen ik zelf kinderen kreeg, wilde ik eerst nog een tijdje met volwassenen werken. Ik solliciteerde in 2011 wel bij het LUMC. De stap naar een academisch ziekenhuis was groot. De patiënten zijn hier zieker, de ziekten complexer. Pas in de COVID-periode startte ik met de opleiding tot ICK-verpleegkundige. Nu heb ik een duobaan. Ik wissel om het halfjaar tussen de Intensive Care voor volwassenen en die voor kinderen. Bij de kinderen draai ik veel diensten samen met mijn zus.”
Mensen zeggen vaak: ‘Kinderen zijn kleine volwassenen.’ Hoe zie jij dat?
“Dat is absoluut niet waar. De baby’s zijn soms maar een week oud. Ik ben de hele dag aan het rekenen. Per kilo lichaamsgewicht mag ik maar zoveel milligram medicatie of millimeter vocht toedienen. De kinderen met een aangeboren hartafwijking ondergaan bovendien complexere operaties dan volwassenen. Na de operatie liggen ze aan de beademing en houd ik alles in de gaten: zuurstof, bloeddruk, wondgenezing. Ik sta de hele dag naast ze, totdat ze stabiliseren. We gebruiken wel dezelfde apparatuur als bij volwassenen. Die grote infuuslijnen en slangen liggen allemaal in het ieniemini bedje.”
Wat vind jij het moeilijkste van het werk als IC-verpleegkundige?
“De acute gevallen, kinderen met letsel door een ongeluk, een val uit het raam, kindermishandeling. Op onze Intensive Care liggen vooral veel kinderen met een aangeboren hartafwijking. Hun ouders weten vaak vóór de geboorte van die afwijking en artsen kunnen het hart repareren. Dat vind ik minder heftig dan een kind van vier dat opeens een auto-ongeluk krijgt. Omdat dat een gezond kind is, met een leven met vriendjes, broertjes en zusjes. Het verdriet van de familie is dan veel intenser. Gelukkig knappen de meeste kinderen die hier liggen op en mogen ze na een tijdje naar huis.”
Zie je de kinderen die je vaak wekenlang intensief verzorgt nog weleens terug?
“Soms komen ouders hun kind showen, bijvoorbeeld als ze voor controle op de poli zijn. Dat is ontzettend leuk. Dan zie ik opeens een gezondere baby. Ik ken ze alleen met alle toeters en bellen in het ziekenhuisbed. Ik denk dat wij veel betekenen voor de ouders. Zeker als hun kind een aangeboren hartafwijking heeft. Soms hebben opa’s en oma’s het kind na de geboorte nog niet gezien, terwijl wij er continu naast staan. De ouders sturen vaak later nog kaartjes. Bijvoorbeeld als ze opnieuw zwanger zijn. Ze sturen ook leuke berichtjes en foto’s voor onze Instagram-pagina.”
Je hebt zelf twee kinderen. Hoe is het om als moeder op de Intensive Care Kinderen te werken?
“Ik wachtte tot mijn eigen kinderen tien jaar waren. Ik was bang dat ik verdrietige dingen met kleine kinderen niet zou trekken. Als moeder kan ik me goed verplaatsen in ouders. Het is zwaar als je net bent bevallen. De hormonen gieren door je lijf, je bent emotioneel. Ik adviseer regelmatig: 'Neem nu je rust, voel je niet schuldig.' Een ziek kind achterlaten is moeilijk. Zelf zou ik er ook als een havik bovenop zitten. Thuis kan ik juist best hard zijn. Ik ben zóveel letsel gewend. ‘Gutst het bloed eruit?’, vraag ik als mijn kind valt. ‘Nee, nou dan zal het wel meevallen.’
Wat heb jij het meest nodig om het werk vol te houden?
“Mijn collega’s maken mijn dag. Ik heb het de hele dag druk, maar met goede collega's is dat geen probleem. Dan loopt alles soepel, dat is superleuk. Ik voel me op beide Intensive Cares op mijn gemak. Daarom heb ik een duobaan. Ik heb veel lol met mijn collega’s. Die humor hebben we nodig om met nare dingen om te kunnen gaan. Ik vind het ook fijn dat mijn zus hier werkt. Als er iets vervelends gebeurt met een patiënt, bellen we 's avonds. Daarna kunnen we het makkelijker achter ons laten. Mijn zus begrijpt mij als geen ander.”