Ruim 3 miljoen ZonMw-subsidie voor onderzoek naar persoonlijke antistollingbehandeling
Suzanne Cannegieter, Banne Németh en Rob Nelissen (afdelingshoofd Orthopedie),
Onderzoek volgens nieuw concept
Voor het onderzoek zijn 10.000 deelnemers nodig. Er doen dan ook in totaal 15 ziekenhuizen en behandelcentra in Nederland mee. Met behulp van een voorspellingsmodel wordt het individuele risico op trombose bepaald waarna een behandeling op maat wordt gegeven. Orthopedisch chirurg in opleiding en onderzoeker op de afdeling Klinische Epidemiologie Banne Németh en hoogleraar Klinische Epidemiologie Suzanne Cannegieter zijn de trekkers van dit onderzoek. “Ons onderzoek is uniek omdat het volgens een nieuw concept verloopt en de grootte van dit onderzoek is behoorlijk zeldzaam. Ook deze manier van trombosepreventie is nieuw”, vertelt Németh.
Bloedverdunners voor iedereen gelijk
Patiënten die een totale heup- of knieprothese krijgen, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een ‘veneuze trombose’. Een veneuze trombose is een verstopping in de bloedvaten, meestal in de benen. Beter bekend als een trombosebeen. Maar een dergelijk stolsel kan ook de longen inschieten, de zogenaamde longembolie. Uit onderzoek blijkt dat 10% van alle patiënten die een longembolie ontwikkelen hieraan komt te overlijden. Om het risico op een trombose te verkleinen, krijgt op dit moment iedereen na zo’n knie- of heupoperatie bloedverdunners voorgeschreven. Deze medicatie luistert erg nauw: een te hoge dosis kan een bloeding veroorzaken, een te lage dosis kan ervoor zorgen dat er tóch trombose optreedt. Németh: “In de praktijk zien we dat ondanks deze bloedverdunners bij gemiddeld 1,5% van alle patiënten alsnog een trombosebeen of longembolie optreedt. Daarnaast is voor een groot deel van deze patiënten de medicatie achteraf niet nodig en zijn zij dus onnodig blootgesteld aan een bloedingsrisico. In dit onderzoek willen we de huidige praktijk verbeteren en deze balans optimaliseren.”
Antistollingsbehandeling op maat
Met behulp van het voorspellingsmodel wordt het individuele risico op trombose bepaald waarna een gerichte antistollingsbehandeling wordt voorgesteld. Dit betekent dat patiënten met een laag risico voor trombose worden behandeld met minder bloedverdunners. Naar verwachting resulteert dit in minder bloedingen terwijl het aantal tromboses gelijk blijft. Voor deze groep zal de bloedverdunner worden beperkt tot alleen de eerste dagen in het ziekenhuis in plaats van vier weken lang. Patiënten met een hoog risico voor trombose worden juist behandeld met méér bloedverdunners. Dit levert naar verwachting minder tromboses op. Daartegenover staat dat er een kleine stijging van het aantal bloedingen wordt verwacht. De voordelen, minder tromboses, wegen voor deze groep naar verwachting op tegen de nadelen, meer bloedingen.
Resultaten van het onderzoek
Het onderzoek heeft een totale duur van meer dan 7 jaar. De onderzoekers verwachten echter dat bruikbare resultaten van de groep patiënten met het lage risico op trombose al na 3 jaar beschikbaar zijn en kunnen worden ingezet. Het onderzoek met patiënten met een hoog risico op trombose heeft een langere looptijd. De verwachting is dat de resultaten van dit totale onderzoek op het gebied van trombosepreventie ook van betekenis kunnen zijn voor andere patiëntengroepen zoals zwangere vrouwen en patiënten met kanker, die wellicht ook baat kunnen hebben bij een geïndividualiseerde trombosepreventie.