Biomarkers ontdekt die mogelijk voorspellen of immuuntherapie aanslaat bij kankerpatiënten

16 februari 2023
leestijd
Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) hebben biomarkers ontdekt die mogelijk voorspellen of een patiënt reageert op immuuntherapie. Zo kan in de toekomst het behandelplan tijdig en per patiënt met kanker worden geëvalueerd en eventueel aangepast. Dit kan overbehandeling en onnodig leed besparen. De resultaten zijn gepubliceerd in Cell Reports Medicine.

Ramon Arens en Tetje van der Sluis voor het kunstwerk Folding Life van Ana Oosting

Ons immuunsysteem is in staat tumorcellen op te sporen en vervolgens op te ruimen. “Dit wordt gedaan door zogenoemde T-cellen”, vertelt immunoloog Ramon Arens. Maar met een trucje weet een deel van deze tumoren T-cellen te remmen, waardoor de tumor ongestoord verder kan groeien. Een immuuntherapie die deze rem op T-cellen weer verwijdert biedt dan uitkomst. “Vooral bij patiënten met huidmelanoom is dit erg effectief”, zegt Arens. “Toch reageert de helft van de patiënten niet op deze behandeling, en kent het vervelende bijwerkingen. Als we kunnen voorspellen welke patiënten reageren op deze therapie, kunnen we een hoop leed besparen.”

Biomarkers cruciaal voor tumoropruiming

Daartoe hebben Arens en collega-onderzoekers Tetje van der Sluis en Guillaume Beyrend de T-cellen die in ons bloed zitten onder de loep genomen. In een muismodel, maar ook in bloed van patiënten die goed reageerden op immuuntherapie, zagen ze dat T-cellen specifieke moleculen kregen die kunnen dienen als markers. Van der Sluis legt uit: “We zagen onder andere bij deze patiënten dat de T-cellen bepaalde migratiereceptoren en receptoren betrokken bij celdoding op hun celoppervlak tot expressie brachten. Als we deze receptoren blokkeerden in een muismodel, dan werd de tumor niet meer opgeruimd. Een goede aanwijzing dat deze markers dus een cruciale rol spelen in de reactie op immuuntherapie.”

Onnodige behandelingen en bijwerkingen voorkomen

De aanwezigheid van deze markers op T-cellen wijst er dus waarschijnlijk op dat een patiënt goed reageert op immuuntherapie. “In de toekomst kunnen we het bloed van patiënten na de eerste dosis immuuntherapie onderzoeken op deze markers”, zegt Arens. “Op basis daarvan kan per patiënt besloten worden de behandeling door te zetten of toch op zoek te gaan naar alternatieve therapieën. Dat voorkomt onnodige behandelingen en dus ook bijwerkingen.”

Remmen en gas geven

In deze studie keken Arens en Van der Sluis naar een combinatie van immuuntherapieën. “De PD-1 therapie, die al veel in de kliniek wordt gebruikt, haalt zoals gezegd de rem van T-cellen. We hebben dit in onze experimenten gecombineerd met OX40, een middel dat het immuunsysteem ook nog eens extra gas geeft”, zegt Arens. Deze combinatie wordt op dit moment nog getest en is nog niet beschikbaar als behandeling. 

In het lab van Arens ligt de focus op het begrijpen van basale processen van immuuncellen. Zo gaan ze in nog meer detail onderzoeken wat de combinatie van een rem en extra gas doet met T-cellen in bloed en in organen. De vertaling van deze ontdekking naar de praktijk laten ze over aan andere onderzoeksgroepen of bedrijven.

Dit onderzoek is gefinancierd door KWF Kankerbestrijding. De publicatie is online te lezen in Cell Reports Medicine.