Een realistisch vliegend rendier

23 december 2021
leestijd
Het is bijna kerst! En dus ook de tijd dat magische vliegende rendieren weer plaatsnemen voor de slee van de kerstman. Maar van magie moeten onze wetenschappers niks hebben. Zij zochten uit wat er aan een rendier allemaal moet veranderen wil die daadwerkelijk kunnen vliegen.

Een gemiddeld rendier weegt zo'n 100 kg. Met creatieve genbiologie kunnen we er vleugels bijknutselen, maar dat heeft niet zoveel zin: er zijn ook geen vliegende vogels van 100 kg. Waarom niet? Neem een duif met een spanwijdte van 70 cm en een gewicht van 0,6 kg. Als je de lengte, breedte en hoogte verdubbelt krijgt je een spanwijdte van 140 cm, maar de superduif weegt 5,4 kg, namelijk 8 keer zo zwaar. Dat komt doordat zowel lengte, breedte als hoogte verdubbeld zijn, en dan wordt het gewicht 2x2x2 maal zoveel.

Ook de natuurkunde werkt niet mee: de opwaartse kracht van een vleugel hangt van het oppervlak af, oftewel het kwadraat van lengte. Bij het verdubbelen werd het vleugeloppervlak dus 4 keer zo groot, maar die vleugel moet wel 8 keer het gewicht dragen. Oei! Op een gegeven moment kan een grotere vleugel het lichaam simpelweg niet meer dragen. Het rendier moet dus kleiner worden. Laten we zeggen tot het evenveel weegt als een uit de kluiten gewassen gans van 5 kg. Wat rekenwerk levert op dat het nieuwe rendier 25-30% van zijn originele lengte kan hebben, zeg 45 cm in plaats van 180 cm.

Dan nog moet er veel gewicht gespaard worden: minder darmen, dus een dieet van suiker, spillepootjes en geen tanden. Een gewei is eigenlijk overbodig, maar het staat zo leuk. De kers op de taart wordt de neus: die geeft licht via bioluminescentie.     

En tadaa: een vliegend rendier!

Met dank aan Gert van Dijk en Roelien Bastiaanse