Nieuwe bijzonder hoogleraar doet klinisch farmacologisch onderzoek op het gebied van neurologie en pijn

7 december 2020
leestijd
Neuroloog Geert Jan Groeneveld ontwikkelt methoden waarmee al in de ontwikkelfase van geneesmiddelen aangetoond kan worden of het middel doet wat het hoort te doen. Dit doet hij op het gebied van nieuwe geneesmiddelen voor neurologische aandoeningen en voor pijn. Groeneveld is sinds 1 oktober benoemd tot Leidse bijzonder hoogleraar Klinische Neurofarmacologie.

De leerstoel is ingesteld door Center for Human Drug Research (CHDR) en geeft een belangrijke impuls aan de samenwerking tussen deze organisatie en het LUMC.

Groeneveld doet sinds jaar en dag onderzoek naar geneesmiddelen binnen de neurologie en pijn. Als hoogleraar is hij verantwoordelijk voor onderzoek naar biomarkers en methoden die de effecten van geneesmiddelen in de vroege klinische fase van de ontwikkeling meten. “Aantonen dat een geneesmiddel werkt is een hele directe en pragmatische aanpak van medisch wetenschappelijk onderzoek, en ik ben een directe pragmaticus”, vertelt chief medical and scientific officer bij het CHDR en neuroloog op de afdeling Anesthesiologie Geert Jan Groeneveld.  

Slimmer te werk gaan

In zijn carrière focuste Groeneveld zich lange tijd op neurodegeneratieve ziektes zoals Amyotrofische Lateraal Sclerose (ALS) en de Ziekte van Parkinson. “De afgelopen tien jaar is de kennis over de genetische achtergrond van niet-erfelijke vormen van neurodegeneratieve ziekten exponentieel gegroeid. Elke geïdentificeerde mutatie die tot een verhoogd risico op ziekte leidt, is een potentieel target voor een geneesmiddel. Je ziet de laatste jaren steeds meer van dit soort middelen ontwikkeld worden.” Maar hoe toon je aan dat deze geneesmiddelen werken?

Bij geneesmiddelen die leiden tot een symptomatische verbetering van de ziekte van Parkinson en dus tot een verbeterde motoriek, kan in de kliniek beoordeeld worden of het bewegen van de patiënt vooruit is gegaan. Maar werkt het middel in op de pathofysiologie, dan wordt dat lastiger. “Je kan natuurlijk een willekeurige dosis geven aan patiënten en na 1 of 2 jaar kijken of het werkt en de ziekte vertraagt. Maar het is veel slimmer om vroeg aan te tonen dat het middel doet wat het hoort te doen en bij welke dosis het gewenste effect optreedt. Daar zijn wij methoden voor aan het ontwikkelen.” 

Overlap

Zo werd er onlangs een studie uitgevoerd om te kijken of het glucocerebrosidase enzym in bloedcellen wordt beïnvloed door een geneesmiddel dat ontwikkeld wordt voor parkinsonpatiënten die ook een mutatie hebben in het gen dat voor dit enzym codeert. “Als we kunnen laten zien dat het geneesmiddel effect heeft op dit enzym, dan hebben we al min of meer aangetoond dat het geneesmiddel werkt.”

Het onderzoek van Groeneveld kent veel overlap. “De methoden die bijvoorbeeld worden ontwikkeld voor het aantonen van de effecten van pijngeneesmiddelen op zenuwprikkelbaarheid, kunnen ook gebruikt worden voor vergelijkbare geneesmiddelen die worden ontwikkeld voor ALS. En methoden die gebruikt worden voor het meten van de effecten van anti-epileptica op de prikkelbaarheid van de hersenen, kunnen ook weer gebruikt worden om de effecten van centraal werkende pijngeneesmiddelen te meten.”

Cannabis voor zenuwpijn

Daarnaast zoekt Groeneveld samen met de afdeling Anesthesiologie naar alternatieven voor opioïden als behandeling voor pijn. “We onderzoeken alternatieven die minder gewenning en ademhalingsdepressie veroorzaken.” Recentelijk hebben de onderzoekers een forse subsidie binnengehaald om enkele studies naar medicinale cannabis als behandeling voor zenuwpijn op te zetten.

Zijn benoeming geeft een impuls aan dit soort samenwerkingen tussen het LUMC en CHDR. “Er loopt al heel veel gezamenlijk onderzoek. Met mijn benoeming hoop ik deze op het gebied van pijn en neurologie voor te zetten en te versterken”, zegt Groeneveld.